Man die zijn echtgenote opzettelijk van het leven heeft beroofd is geen onwaardige erfgenaam

Deze uitspraak van de rechtbank Gelderland ziet op onwaardigheid van een erfgenaam in de zin van artikel 4:3 onder a BW. In 2015 heeft een man zijn echtgenote met wie hij in gemeenschap van goederen was gehuwd op een gruwelijke wijze om het leven gebracht. Vervolgens eist de man de erfenis van zijn echtgenote op. In de strafrechtelijke procedure tegen de man werd doodslag bewezen geacht. Echter, omdat de man vanuit een psychose handelde, wordt hij ontslagen van alle rechtsvervolging en krijgt hij een tbs-maatregel opgelegd. De nabestaanden van de echtgenote vorderen bij de rechtbank een verklaring voor recht dat de man onwaardig is om te erven. Volgens de rechtbank geeft noch de wet, noch de wetsgeschiedenis aanleiding om aan te nemen dat een dader die ontslagen is van alle rechtsvervolging ook onwaardig is om te erven. Een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid, kon de nabestaanden in deze situatie ook niet baten. De uitspraak heeft gezorgd voor maatschappelijke verontwaardiging. Minister Weerwind van Rechtsbescherming werkt momenteel aan een wetswijziging.



Jurisprudentie

Rechtbank Gelderland 26 januari 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:498