Schorsing van het concurrentiebeding: gebrek aan belang zijdens werkgever

Een monteur treedt na het einde van de arbeidsovereenkomst in dienst van een concurrent en verricht werkzaamheden bij een klant van zijn voormalig werkgever. Werkgever beroept zich op het tussen partijen rechtsgeldig overeengekomen relatiebeding. Werknemer vordert in kort geding schorsing hiervan. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe, nu de belangenafweging uitvalt in het voordeel van de werknemer. Belang bij handhaving van de zijde van de werkgever ontbreekt: de klant was al eerder overgestapt, omzetverlies of binding van werknemers speelt geen rol in de afweging, en de monteur beschikt niet over kennis die het bedrijfsdebiet van werkgever kan schaden.



Jurisprudentie

Rechtbank Noord-Holland 31 augustus 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:8357