Inspecteur moet bestanddelen van een beboetbaar feit overtuigend aantonen

Bij de beoordeling van de vraag of het bewijs met betrekking tot een bestanddeel van een beboetbaar feit is geleverd, dienen de waarborgen in acht te worden genomen die de belanghebbende kan ontlenen aan het EVRM. Dat betekent dat de bewijslast op de inspecteur rust en dat de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van die twijfel moet worden gegund. Die bewijslast heeft betrekking op alle bestanddelen van het beboetbare feit ter zake waarvan de belastingplichtige een boete krijgt opgelegd en geldt dus ook voor feiten en omstandigheden die het oordeel rechtvaardigen dat de belastingplichtige met opzet c.q. grove schuld heeft gehandeld. Deze maatstaf stemt overeen met de in fiscale wetgeving voorkomende formulering “doen blijken” en betreft dus een zwaardere maatstaf dan het over het algemeen gebruikelijke “aannemelijk maken”.



Jurisprudentie

Hoge Raad 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526