ECLI:NL:RBLIM:2022:2220
Datum: 23-03-2022
Onderwerp: Verschoonbare termijnoverschrijding
Rechtsgebiedenregister: Bestuursrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Na verzet acht de rechtbank overschrijding van de beroepstermijn alsnog verschoonbaar. De rechtbank gaat daarbij uit van een minder strikte uitleg van artikel 6:11 van de Awb dan in de heersende jurisprudentie wordt gevolgd. Artikel 6:11 van de Awb bevat een dwingendrechtelijke norm die beoordelingsruimte biedt, maar de wetgever heeft die uitzondering niet ruim bedoeld. Recente wetenschappelijke inzichten en veranderende maatschappelijke opvattingen over de verhouding tussen overheid en burger, maken het nodig dat in de balans tussen het perspectief van rechtszekerheid en eigen verantwoordelijkheid van de burger enerzijds en het perspectief van rechtsbescherming en realistisch burgerbeeld anderzijds, een verschuiving plaatsvindt die doorwerkt in de uitleg van de van artikel 6:11 van de Awb.
Dat de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar is, komt onder meer doordat de betrokkene niet over beroepsmatige rechtsbijstand beschikt en geen ervaring heeft met procedures bij de bestuursrechter. Nu geen belangen van derden op het spel staan hoeven bovendien aan de bewijsvoeringslast geen hoge eisen te worden gesteld. Daar komt bij dat het beroep slechts één dag te laat is. Naarmate de overschrijding langer is, heeft een betrokkene meer uit te leggen. Hoewel de betrokkene zijn stellingen niet met bewijstukken heeft gestaafd, vindt de rechtbank dat hij deze voldoende inzichtelijk heeft gemaakt . Aannemelijk is dat betrokkene beperkt is door gezondheidsklachten en problemen in de familie- en sociale sfeer, en dat hij ook met stress en onzekerheid over het geschil met de SVB, heeft te kampen. Ten slotte is het niet realistisch om ervan uit te gaan dat de betrokkene wist, of had moeten weten, dat het voor behoud van de termijn mogelijk is om met een eenvoudige brief beroep op nader aan te voeren gronden in te stellen.