Betalingsverplichting waarvan overneming wordt verzocht, zijnde de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag, heeft geen betrekking op de in artikel 64 van de WW genoemde tijdvakken. Ter zitting is gebleken dat met de werkgeefster overeengekomen vergoeding niet is aangewend voor de opbouw of aankoop van een pensioen. Anders dan door appellant gesteld, is daarom artikel 64, eerste lid, aanhef en onder c, van de WW niet van toepassing. Het beroep op de Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van werknemers bij insolventie van de werkgever slaagt niet.
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
Betalingsonmacht
- Centrale Raad van Beroep 11 september 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2962)
- Centrale Raad van Beroep 28 augustus 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2922)
- Centrale Raad van Beroep 13 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:473)
- Centrale Raad van Beroep 15 maart 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1066)
- Centrale Raad van Beroep 27 mei 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1956)
- Centrale Raad van Beroep 14 december 2005 (ECLI:NL:CRVB:2005:AV2181)
- Hof van Justitie 5 november 2014 (ECLI:EU:C:2014:2337)
Aanmelden | Centrale Raad van Beroep 22 mei 2019
Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Arbeidsrecht
Beschikt u al over een AvdR account?
Nieuw bij avdr.com? Maak een account aan