Hoge Raad 5 april 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:GHSHE:2007:BB0038 Gerechtshof 's-Hertogenbosch 17 juli 2007

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB0038

Datum: 17-07-2007

Onderwerp: Bijzondere rechten en verplichtingen

Overige onderwerpen: Bedrijfseigen arbeidsvoorwaarden

Rechtsgebiedenregister: Ondernemingsrecht, Arbeidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Art. 7:662 e.v. BW Overgang van onderneming. Welke (arbeids) voorwaarden gaan over? Bedrijfsgebonden voorwaarden. Personeelsfaciliteiten? procesrecht: appellant niet ontvankelijk voor zover in hoger beroep een vordering wordt ingesteld tegen de gevoegde partij (art.217 Rv). Wkn zijn werkzaam bij een ondersteunende dienst van een bankinstelling. In het kader van outsourcing (uitbesteden) wordt de dienst overgenomen door een gespecialiseerd bedrijf, dat zelf geen bankinstelling is. Alle wkn treden in dienst van de overnemer. De overdragende bankinstelling en de overnemer hebben met instemming van OR en vakbonden een regeling bereikt over de door de overnemer te hanteren arbeidsvoorwaarden. De regeling komt er op neer dat het nieuwe arbeidsvoorwaardenpakket zoveel mogelijk gelijkwaardig moet zijn aan de bestaande voorwaarden. De door partijen als tertiair dan wel als faciliteit aangeduide arbeidsvoorwaarden/personeelsregelingen (zoals personeelskorting op hypotheken en verzekeringen, een winstdelings- en optieregeling) en de pensioenregeling van de bank worden niet overgenomen. Aan de wkn is daarvoor een compensatie toegekend in de vorm van een compensatievergoeding van drie jaar en een eenmalige “ontslagvergoeding” van 5 tot 15 duizend euro. 560 van de betrokken 770 wkn hebben de regeling geaccepteerd. 119 anderen starten een kort geding strekkende tot veroordeling van de overnemer tot nakoming van alle overeengekomen arbeidsvoorwaarden. De overdragende bankinstelling voegt zich in die procedure aan de zijde van de overnemer. Hof oordeelt dat ingevolge de EG Richtlijn en artikel 7:663 BW alle verplichtingen van de werkgever bij de overgang betrokken zijn. Het is daarbij niet relevant of die verplichting als ‘faciliteit’ zou moeten worden beschouwd, aangezien de wkn tot de overgang van die faciliteit gebruik kunnen maken. Ook als die faciliteit binnen de grenzen van artikel 7:611 BW eenzijdig door de werkgever is in te trekken mag dat in ieder geval niet op de enkele grond van een (voorgenomen) overgang van onderneming. Het hof onderzoekt vervolgens de vraag wat de aard is van de verplichting die overgaat en voorts of van de nieuwe werkgever nakoming daarvan kan worden verlangd. Per onderdeel oordeelt het hof:personeelskorting: hof stelt vast dat deze verplichting neerkomt op het bieden van de mogelijkheid om bepaalde door de werkgever gevoerde producten met korting af te nemen. Die verplichting - gaat over op de nieuwe werkgever, die echter die producten zelf niet voert en dus al naar de letter van de regeling daar niet aan zal kunnen voldoen. De vordering tot nakoming kan bij gebrek aan belang daarbij op die grond niet worden toegewezen. Wel vormt dit een tekortkoming aan de zijde van de nieuwe werkgever, maar de gevolgen daarvan zijn in dit geding niet aan de orde gesteld.- winstdelingsregeling: deze voorwaarde gaat over in de zin dat de wkn recht hebben op een vergelijkbare regeling bij de nieuwe werkgever. Hof oordeelt een beslissing in kort geding op dit onderdeel niet aangewezen omdat partijen de gelegenheid moeten krijgen zich over deze situatie te beraden en omdat er al een financiële tegemoetkoming is geboden zodat voor de korte termijn geen reden is voor het treffen van een spoedvoorziening. - aandelenoptie: hof stelt vast dat de regeling inhoudt het toekennen van opties in de eigen aandelen van de (nieuwe) werkgever. Een aanspraak op opties in aandelen van specifiek de oude werkgever kan dan niet worden aangenomen. Zo dat wel zou moeten worden aangenomen, ligt het niet voor de hand dat de nieuwe werkgever tot nakoming daarvan kan worden gedwongen, zulks gelet op het doel van optieregelingen - namelijk meer betrokkenheid en belang van de wkn bij het eigen bedrijf van de werkgever. Hof oordeelt voorts - in afwijking van de beoordeling van de winstdelingsregeling - dat er geen grond is om aan te nemen dat de wkn jegens de nieuwe werkgever aanspraak hebben op een vergelijkbare regeling van opties in de aandelen van de nieuwe werkgever. Niet aannemelijk is immers dat een dergelijke regeling bij de nieuwe werkgever - een B.V. ipv een N.V. - mogelijk is.- bank-CAO: hof oordeelt dat de rechten en plichten uit die CAO van rechtswege overgaan en de nieuwe werkgever daaraan is gebonden. Er is evenwel onvoldoende grond om in kort geding een voorziening op dit onderdeel te treffen.bankpensioen: hof oordeelt dat de wkn onvoldoende de stelling van de nieuwe werkgever hebben bestreden dat op het moment van de overgang van de onderneming al wkn bij die werkgever in dienst waren aan wie zij een eigen pensioentoezegging had gedaan. Hof gaat daarom vooralsnog van de juistheid van dat standpunt uit, zodat artikel 7:663 BW ingevolge artikel 7:664 lid 1 aanhef en onder a. BW voor wat die pensioentoezegging betreft geen toepassing vindt Hof oordeelt voorts dat EG Richtlijn en artikel 7:663 e.v. BW tot een strikte toepassing nopen en dat weliswaar niet valt uit te sluiten dat onder bijzondere omstandigheden het overeenkomstig EG Richtlijn en artikel 7:663 e.v. BW vorderen van nakoming van bepaalde arbeidsvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is maar dat het op de weg van de overnemende werkgever is om daartoe voldoende feiten te stellen. Hof oordeelt dat daarvan in dit geval geen sprake is en dat in feite niet meer is gesteld dan dat de outsourcingpraktijk in Nederland in gevaar zou komen bij toewijzing van de vorderingen en dat nakoming voor de nieuwe werkgever onuitvoerbaar of onevenredig bezwaarlijk is zonder deze algemeenheden aan de hand van een schets van concrete gevolgen van de overnameverplichting te onderbouwen. De grieven slagen derhalve voor zover zij erover klagen dat in eerste aanleg is geoordeeld dat geen strikte toepassing van artikel 7:663 e.v. BW kan worden aanvaard indien de door de wkn gevorderde nakoming van de arbeidsvoorwaarden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Het vonnis wordt evenwel op andere gronden bekrachtigd.

Ga naar uitspraak