ECLI:NL:GHSHE:2023:4291
Datum: 22-12-2023
Onderwerp: Voorlopige maatregelen
Rechtsgebiedenregister: Burgerlijk procesrecht
Vindplaats: Avdr.nl
weging belangen en toets kennelijke misslag
Grenzen bevoegdheid civiele rechter als ‘restrechter’:
Het ingrijpen van de civiele voorzieningenrechter over de periode na de bekendmaking van het te nemen besluit van de gemeente op de aanvraag van het COA om in afwijking van het ter plaatse geldende bestemmingsplan asielzoekers in een hotel te mogen huisvesten, betekent een onaanvaardbare doorkruising van de door de wetgever bepaalde bevoegdheidsverdeling tussen de civiele rechter en de bestuursrechter. Vanaf de bekendmaking van dat besluit staat immers een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open. Op dat moment vindt het als ‘civiele rest-rechter’ bieden van rechtsbescherming aan de burger zijn grens. Het bij het bestreden vonnis gegeven verbod van de voorzieningenrechter strekt dan ook verder dan zijn bevoegdheid als ‘rest-rechter’ reikt.
Het hof weegt het belang van de burgers - het belang op rechtsbescherming - bij de uitvoerbaarheid van het bij het bestreden vonnis gegeven verbod om asielzoekers in het hotel te plaatsen zwaarder dan het belang van de gemeente, voor zover dat verbod de periode betreft totdat de gemeente een voor beroep vatbaar besluit op de aanvraag van het COA heeft genomen en bekend heeft gemaakt. Dat besluit is immers op zeer korte termijn te geven. De hiervoor besproken bevoegdheidsoverschrijding van de voorzieningenrechter mede in aanmerking genomen weegt het hof het belang van de gemeente - het toegelichte maatschappelijk belang - bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zwaarder dan het belang van de burgers, voor zover het opgelegde verbod ook na de bekendmaking van het te nemen besluit is opgelegd.
Wie zijn formele procespartij:
De vraag in welke hoedanigheid een eisende partij optreedt, vergt uitleg van het exploot waarmee de desbetreffende instantie wordt ingeleid. Bij die uitleg zijn de artikelen 3:33 en 3:35 BW van toepassing. Het hof overweegt op grond van de gehele redactie van de dagvaarding dat de gemeente redelijkerwijs moest begrijpen dat de 45 “verzoekers” in de inleidende dagvaarding hebben bedoeld als eisers en formele procespartijen om een verbod te verzoeken (vorderen).