Rechtbank Den Haag 22 maart 2024 Rechtbank Den Haag 22 maart 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 maart 2024 Rechtbank Midden-Nederland 13 maart 2024 Raad van State 13 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:PHR:2023:188 Parket bij de Hoge Raad 17 februari 2023

ECLI:NL:PHR:2023:188

Datum: 17-02-2023

Onderwerp: Breukdelengemeenschap

Overige onderwerpen: Breukdelengemeenschap en de legitieme

Rechtsgebiedenregister: Erfrecht, Personen- en familierecht, Belastingrecht, Bestuursrecht

Vindplaats: Avdr.nl, LegalFlix


Ongelijke verdeling bij huwelijkse voorwaarden; schenking, fraus legis en verblijvensbeding.

A-G IJzerman heeft conclusie genomen over een wijziging bij huwelijksvoorwaarden van de gerechtigdheid in de gemeenschap van 50%-50% naar 90% (belanghebbende) – 10% (erflater), in het zicht van diens overlijden. Fraus legis? Verblijvingsbeding?

Het betreft het beroep in cassatie van belanghebbende en het (voorwaardelijk) incidentele beroep van de Staatssecretaris tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 januari 2022, nr. 20/00804, ECLI:NL:GHAMS:2022:96.

Belanghebbende is op 2 september 2015 in wettelijke gemeenschap van goederen (50% - 50%) gehuwd met erflater. Belanghebbende en erflater zijn op 19 oktober 2017 huwelijksvoorwaarden aangegaan, waarbij is overeengekomen dat erflater gerechtigd zal zijn tot 10% van de gemeenschap en belanghebbende tot 90%. Erflater was op het moment van het aangaan van de huwelijksvoorwaarden reeds ernstig ziek. Erflater is op […] 2017 overleden. Belanghebbende is benoemd tot zijn enige erfgename.


De Inspecteur heeft de aanslag erfbelasting opgelegd en gehandhaafd uitgaande van een verkrijging door belanghebbende van 50% van de gemeenschap.
Daartoe heeft de Inspecteur primair gesteld dat de wijziging van de gerechtigdheid in de huwelijksgemeenschap ten gunste van belanghebbende, van 50% naar 90%, moet worden beschouwd als een schenking, als gedaan binnen 180 dagen voor het overlijden van erflater, zodat die schenking moet worden geacht krachtens erfrecht door overlijden te zijn verkregen.
Subsidiair heeft de Inspecteur gesteld dat het bij huwelijksvoorwaarden overeen gekomene moet worden aangemerkt als een verblijvingsbeding in de zin van artikel 11 SW. In dat artikel is met name bepaald dat indien het aandeel van een erflater in goederen ten gevolge van een overeenkomst bij zijn overlijden verblijft aan een deelgenoot, dat aandeel wordt geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen.
Ten slotte heeft de Inspecteur zich beroepen op toepassing van fraus legis.


Het Hof heeft de Inspecteur niet gevolgd in zijn primaire en subsidiaire standpunt, maar heeft het beroep op fraus legis gehonoreerd, wegens strijd met doel en strekking van het bepaalde in artikel 1, eerste en zevende lid, SW in verbinding met artikel 12 SW.

Het Hof heeft daartoe overwogen dat doel en strekking van die artikelen zouden worden miskend ingeval het aangaan van de huwelijksvoorwaarden in het onderhavige geval niet op één lijn zou worden gesteld met een schenking (normvereiste). Tevens acht het Hof het aangaan van de huwelijksvoorwaarden in overwegende mate - doorslaggevend - ingegeven door belasting verijdelende motieven (motiefvereiste) te weten het ontgaan van de heffing van erfbelasting.

In cassatie stelt belanghebbende dat het Hof ten onrechte fraus legis aanwezig heeft geacht.

Volgens de A-G kon het Hof op begrijpelijke wijze komen tot het oordeel dat de wijziging van de huwelijksvoorwaarden heeft plaatsgevonden in het zicht van overlijden van de erflater, in die zin dat ten tijde van het aangaan daarvan voorzienbaar was dat belanghebbende erflater binnen afzienbare tijd zou gaan overleven. Daarmee is het ontgaan van erfbelasting als motief gegeven. Het komt de A-G voor dat belanghebbende daartegen geen zodanige reële, zakelijke motieven heeft aangevoerd dat die - anders dan het fiscale motief - doorslaggevend zouden kunnen worden geacht voor de wijziging van de huwelijksvoorwaarden.

De overweging van het Hof dat sprake is van een bevoordeling van belanghebbende die heeft plaatsgevonden binnen 180 dagen voor het overlijden van erflater die op één lijn moet worden gesteld met een schenking, lijkt de A-G in principe juist. Hoewel op dat moment formeel geen vermogensverschuiving plaatsvindt, betekent de wijziging van de huwelijksgemeenschap naar 90% voor belanghebbende en 10% voor erflater in het zicht van overlijden, dat op het moment van de wijziging van de huwelijksvoorwaarden de verschuiving van het vermogen van erflater naar belanghebbende zo goed als zeker is. Immers is er geen sprake van enigszins gelijke levens- en sterftekansen.

Daaraan voegt de A-G toe dat het hier aanvaarden van de beoogde fiscale gevolgen van wijziging van huwelijksvoorwaarden, de weg zou openen naar een herhaalbaar en willekeurig ontgaan van erfbelasting. Dat acht de A-G in strijd met doel en strekking van de Successiewet.

Doctrinair heeft hier volgens de A-G te gelden dat toepassing van fraus legis ertoe moet leiden dat de rechtshandeling van het aangaan van de huwelijksvoorwaarden wordt genegeerd, oftewel wordt geconverteerd tot nihil. Het gevolg daarvan voor de toepassing van de Successiewet is een erfrechtelijke verkrijging van 50% van de (oorspronkelijke) huwelijksgemeenschap.

Aldus faalt het middel van belanghebbende. De eerste klacht van de Staatssecretaris dat door de wijziging van de huwelijksvoorwaarden sprake is van een schenking faalt. Dat geldt ook voor de tweede klacht als gericht tegen het niet toepassen van artikel 11 SW door het Hof.

De conclusie strekt ertoe dat zowel het principale beroep in cassatie van belanghebbende als het incidentele beroep in cassatie van de Staatssecretaris ongegrond dient te worden verklaard.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

Wouter Kurpershoek

eigenaar Wouter Kurpershoek Media

prof. mr. Freek Schols

hoogleraar Radboud Universiteit privaatrecht, in het bijzonder notarieel recht