ECLI:NL:RVS:2023:2593
Datum: 05-07-2023
Onderwerp: Termijnen
Rechtsgebiedenregister: Asiel- en vluchtelingenrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Bij verwijzingsuitspraak van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1124, heeft de Afdeling in onder meer deze zaak het Hof van Justitie verzocht om in een prejudiciële beslissing uitspraak te doen over een door haar gestelde vraag over de uitleg van Verordening 604/2013 (de Dublinverordening). Bij arresten van 30 maart 2023, S.S., N.Z. en S.S., ECLI:EU:C:2023:269, en E.N., S.S. en J.Y., ECLI:EU:C:2023:272, heeft het Hof de door de Afdeling gestelde vragen beantwoord. Deze uitspraak gaat over de artikelen 29, eerste lid, en 27, derde lid, van de Dublinverordening. Deze bepalingen hebben betrekking op de termijn waarbinnen een vreemdeling kan worden overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat en op de opschorting van die termijn bij een beroep of een bezwaar tegen het overdrachtsbesluit. Meer concreet gaat het in deze zaak om de vraag of de overdrachtstermijn ook wordt opgeschort als een vreemdeling tijdens de Dublinprocedure bezwaar maakt tegen de afwijzing van een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning, omdat hij stelt in Nederland en/of in de verantwoordelijke lidstaat slachtoffer te zijn geworden van mensenhandel.