ECLI:NL:RBLIM:2021:9587
Datum: 15-12-2021
Onderwerp: Ontkenning vaderschap
Rechtsgebiedenregister: Personen- en familierecht
Vindplaats: Avdr.nl
De wetgever heeft een kind in artikel 1:200 lid 6 BW de mogelijkheid gegeven om binnen drie jaar, nadat het bekend is geworden met het feit dat de juridisch vader vermoedelijk niet de biologische vader is, althans om binnen drie jaren nadat het meerderjarig is geworden, de gegrondverklaring van de ontkenning in te roepen. In casu is sprake van een zeer ruime termijnoverschrijding. De rechtbank volgt de vrouw in haar gemotiveerde stelling dat het haar niet kan worden aangerekend dat zij de termijn van drie jaren ruim heeft overschreden. Nu de vrouw voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die rechtvaardigen dat haar belangen prevaleren en nu het belang van de vrouw niet wordt beschermd door de wettelijke termijn van artikel 1:200, lid 6, BW, maar hierdoor juist wordt geschaad, vormt in dit specifieke geval het handhaven van termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging in de zin van artikel 8, lid 2, EVRM. De rechtbank ziet derhalve aanleiding de vervaltermijn buiten toepassing te laten. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de vrouw zal ontvangen in haar verzoek.