Hoge Raad 22 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Hoge Raad 8 maart 2024 Hoge Raad 8 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2011:BQ5068 Hoge Raad 8 juli 2011

ECLI:NL:HR:2011:BQ5068

Datum: 08-07-2011

Onderwerp: Schuldeiser mag in beginsel kiezen

Rechtsgebiedenregister: Verbintenissenrecht, Burgerlijk procesrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Koop. Overgedragen notarispraktijk. Ontbinding koopovereenkomst voor zover deze op de goodwillvergoeding betrekking heeft. Oordeel hof dat leerstuk van de non-conformiteit geen betrekking heeft op goodwill, onjuist. In geval van verkoop van een onderneming kan een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst ook bestaan indien de overgedragen onderneming wat betreft de goodwill niet beantwoordt aan hetgeen de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (art. 7:17 BW). Ook indien de goodwill zelf niet aangemerkt kan worden als een zaak of vermogensrecht in de zin van art. 7:1 en 7:47 BW, staat dat aan toepassing van art. 7:17 niet in de weg. Mogelijkheid om op grond van art. 6:230 lid 2 BW wijziging van gevolgen overeenkomst te vorderen, bestaat niet meer als rechtsvordering tot vernietiging overeenkomst is verjaard. Blijkens art. 3:52 lid 1, aanhef en onder c, BW begint verjaring rechtsvordering tot vernietiging op grond van dwaling te lopen als de dwaling is ontdekt. Daarvoor is daadwerkelijke (subjectieve) bekendheid vereist met de feiten en omstandigheden waarop beroep op dwaling is gegrond, zij het dat absolute zekerheid omtrent die feiten niet vereist is doch redelijke mate van zekerheid daaromtrent volstaat (vgl. voor de in art. 3:310 lid 1 BW geregelde verjaring HR 24 januari 2003, LJN AF0694, NJ 2003/300). Kennelijk oordeel hof dat deze zekerheid blijkens brief bestond, onjuist noch onbegrijpelijk.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. dr. Hendrik Wammes

raadsheer Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gastdocent burgerlijk recht Radboud Universiteit, lid geschillencommissie Kifid