Hoge Raad 5 april 2024 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Hoge Raad 15 maart 2024 Gerechtshof Den Haag 12 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2022:626 Centrale Raad van Beroep 17 maart 2022

ECLI:NL:CRVB:2022:626

Datum: 17-03-2022

Onderwerp: Benadelingshandeling

Overige onderwerpen: Benadeling

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht, Arbeidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Benadelingshandeling. ZW. Verminderde verwijtbaarheid.
Anders dan de rechtbank en het Uwv wordt geoordeeld dat van de gepleegde benadelingshandeling appellante niet in overwegende mate een verwijt kan worden gemaakt. In dat kader is van belang dat bij appellante sprake is van een kwetsbare persoonlijkheid. Appellante is gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis, PTSS en stemmingsproblematiek. Bij een WIA-beoordeling per 11 december 2013 is appellante vanwege haar psychische problematiek onder andere aangewezen geacht op werk waarin meestal weinig of geen direct contact met patiënten of hulpbehoevenden is vereist (sommige beroepen in de zorg- en hulpverlening). Appellante is desondanks een paar jaar later als assistent ervaringsdeskundige gaan werken met patiënten/hulpbehoevenden. Verder staat in een verslag van 7 maart 2014 van neuropsychologisch onderzoek vermeld dat sprake is van een grote kwetsbaarheid om onder druk niet meer helder te kunnen denken, waarbij concentratieproblemen en vervreemding kunnen optreden, alsook een verlies van grip op de werkelijkheid. Uit de gedingstukken volgt dat appellante in de periode waarin het haar verweten gedrag heeft plaatsgevonden, ernstige psychische problemen had. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd, wordt op grond van alle feiten en omstandigheden geoordeeld dat appellante van de gepleegde benadelingshandeling niet in overwegende mate een verwijt kan worden gemaakt. Nu in het bestreden besluit tot een andersluidende conclusie is gekomen, voldoet dat besluit niet aan de motiveringseis neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Kerstin Hopman

advocaat Advocatenkantoor Kerstin Hopman

mr. Ben van Meurs

advocaat KampsVanBaar Advocaten