ECLI:NL:CRVB:2021:2203
Datum: 26-08-2021
Onderwerp: Intrekking/ herziening
Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht
Vindplaats: Extern
Het oordeel van de rechtbank over de intrekking en terugvordering van de WW-uitkering en de overwegingen die de rechtbank aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd, worden onderschreven. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het Uwv ook zonder anonieme melding onderzoek kan doen naar de rechtmatigheid van uitkeringen. De beroepsgrond van appellant dat onderzoek door het Uwv niet was gerechtvaardigd omdat de anonieme melding onbetrouwbaar en tegenstrijdig was, slaagt reeds daarom niet. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv appellant heeft mogen houden aan zijn eerste verklaring van 22 maart 2018, waarin hij uitdrukkelijk heeft verklaard over het verrichten van werkzaamheden in het bedrijf van zijn schoonvader vanaf december 2016. Appellant heeft ook in hoger beroep niet aan de hand van concrete en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat de betreffende verklaring voor onjuist moet worden gehouden. Niet is gebleken dat de verklaring onder druk tot stand is gekomen. Appellant heeft, hoewel hij meerdere keren daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen duidelijkheid gegeven over het precieze aantal dagen en uren dat hij werkzaamheden heeft verricht. Het door appellant in hoger beroep herhaalde standpunt dat voor zijn werkzaamheden niet daadwerkelijk is betaald, treft geen doel. Nu de intrekking en de terugvordering van de WW-uitkering stand houden, behoeft, gelet op wat appellant daarover heeft verklaard, de boete geen bespreking meer. Uit wat in is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.