Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Centrale Raad van Beroep 10 januari 2024 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2023. Centrale Raad van Beroep 13 december 2023 Hoge Raad 1 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2021:1014 Centrale Raad van Beroep 29 april 2021

ECLI:NL:CRVB:2021:1014

Datum: 29-04-2021

Onderwerp: Overheidswerkgever

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht

Vindplaats: Extern

Uit de polisadministratie volgt dat Essent overheidswerkgever is. Het standpunt van het Uwv dat de rechtbank het onderscheid tussen de re-integratietaak van een overheidswerkgever en de controletaak van het Uwv heeft miskend, wordt onderschreven. Daarvoor is van belang dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, in de zaak van appellante wel sprake is van een soortgelijke situatie als in de door de rechtbank genoemde uitspraak van 8 april 2015. Het feit dat appellante het door FourstaR opgestelde contract niet in de door Essent gewenste vorm wilde ondertekenen, betekent echter niet zonder meer dat appellante de in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder e, van de WW neergelegde verplichting heeft geschonden. Anders dan Essent veronderstelt, heeft appellante niet zonder meer geweigerd het contract van FourstaR te ondertekenen, maar heeft zij te kennen gegeven zich niet te kunnen verenigen met de twee genoemde bepalingen in het contract, omdat Essent daarbij als partij betrokken was. Appellante heeft dus niet onvoorwaardelijk geweigerd het contract te ondertekenen, maar was daartoe bereid mits Essent buiten beide bepalingen werd gelaten. Essent heeft als ex-werkgever van appellante en als overheidswerkgever dus slechts een re-integratietaak. Het Uwv is als enige bevoegd om een beslissing te nemen over de WW. Daarnaast is het Uwv verantwoordelijk voor de handhaving, waartoe het Uwv de controlebevoegdheid heeft (zie de uitspraak van 22 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1300). Hieruit vloeit voort dat het verzoek van appellante om de betreffende bepalingen aan te passen niet onredelijk wordt geacht. Gelet op wat is overwogen slaagt zowel het hoger beroep van appellante als het (incidenteel) hoger beroep van het Uwv voor wat betreft de verlaging van de uitkering van appellante, omdat het Uwv ten onrechte een maatregel van 25% heeft opgelegd. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak vernietigd dient te worden. Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellante bestaat aanleiding.

Ga naar uitspraak