Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Centrale Raad van Beroep 10 januari 2024 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2023. Centrale Raad van Beroep 13 december 2023 Hoge Raad 1 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2020:3140 Centrale Raad van Beroep 9 december 2020

ECLI:NL:CRVB:2020:3140

Datum: 09-12-2020

Onderwerp: VARIA

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht

Vindplaats: Extern

Het Uwv is, gelet op hetgeen is overwogen, terecht uitgegaan van de gegevens van de Belastingdienst. Van een bijzondere omstandigheid om af te wijken van de door appellante zelf gemaakte fiscale keuze en de gegevens van de Belastingdienst, is niet gebleken. De hoger beroepsgronden tegen de berekening van de inkomsten uit arbeid kunnen dan ook niet slagen. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 20 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4133) is de maatman degene die dezelfde arbeid verricht als de verzekerde laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid verrichtte. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het Uwv terecht tot de conclusie is gekomen dat niet met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat appellante zou zijn doorgegroeid naar de functie van omzettaker. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door de genoemde opleidingen en werkzaamheden nieuwe bekwaamheden heeft verkregen, waarmee zij een andere functie is gaan uitoefenen met een loon op eenzelfde of hoger niveau dan het loon in de vroeger uitgeoefende functie van trainee. Daarbij heeft appellante de door haar verrichte werkzaamheden na haar uitval niet met concrete verifieerbare gegevens onderbouwd. Het hoger beroep van appellante in verband met de maatman kan dan ook niet slagen. Er is geen sprake van herroeping van het besluit van 5 juli 2016, zodat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Uwv de kosten die appellante in bezwaar heeft gemaakt moet vergoeden. Het incidentele hoger beroep van het Uwv slaagt. Aangevallen uitspraak 1 moet worden vernietigd, voor zover het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van de kosten die appellante in bezwaar heeft gemaakt, door de rechtbank begroot op € 990,-. Aangevallen uitspraak 2 moet worden bevestigd.

Ga naar uitspraak