ECLI:NL:GHARL:2021:3796
Datum: 20-04-2021
Onderwerp: Faillissement
Rechtsgebiedenregister: Ondernemingsrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Vervolg op ECLI:NL:HR:2018:2370
2:246 jo. 2:248 BW; 2:9 BW; 6:162 BW.
Bestuurdersaansprakelijkheid. Aanvragen faillissement vennootschap door bestuurder op de voet van art. 2:246 BW. Geen kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in zin van art. 2:248 BW. De opdracht tot het doen van eigen aangifte was onder voorwaarde en gaf bestuurder ruimte om een eigen afweging te maken. De cijfers en omstandigheden wijzen erop dat de onderneming op het moment van de eigen aangifte niet of nauwelijks (meer) levensvatbaar was en verkeerde in de toestand dat zij was opgehouden te betalen. Onder deze omstandigheden, waarbij de bestuurder bovendien advies van een advocaat heeft ingewonnen die hem heeft voorgehouden dat hij risico liep als hij niks zou doen omdat de schulden verder konden oplopen, kan niet worden gezegd dat hij door het doen van de eigen aangifte tot faillietverklaring heeft gehandeld zoals geen redelijk denkend bestuurder zou hebben gehandeld en dus evenmin met de (objectieve) wetenschap dat de schuldeisers door die eigen aangifte zullen worden benadeeld. Evenmin sprake van interne bestuurdersaansprakelijkheid ex 2:9 BW of onrechtmatige daad ex art. 6:162 BW. Vorderingen van de curator afgewezen.