Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2015:3322 Hoge Raad 17 november 2015

ECLI:NL:HR:2015:3322

Datum: 17-11-2015

Onderwerp: Dagvaarding

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Tenlastelegging grootschalige kinderpornografie, art. 240b Sr en art. 261. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:1995:ZD0095 en ECLINL:HR:1995:ZD0096 en voegt daaraan toe dat ex art. 261 Sv de dagvaarding een opgave dient te behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse alsmede de omstandigheden waaronder het zou zijn begaan. HR herhaalt voorts in ECLI:NL:HR:2011:BS1739 en ECLI:NL:HR:2014:1497 geformuleerde uitgangspunten m.b.t. de strafrechtelijke beoordeling van het op grotere schaal voorhanden hebben van kinderporno en de daarin geplaatste opmerkingen over de wijze van ten laste leggen in zaken als i.c. en de wijze(n) waarop bij de straftoemeting rekening kan worden gehouden met het grootschalige karakter van het delict.De onderhavige tll. heeft, in afwijking van de hiervoor aanbevolen werkwijze, betrekking op het bezit van 864 afbeeldingen, dus op grootschalige kinderporno, die zonder nadere verduidelijking of herleidbaarheid tot die 864 afbeeldingen in vier nader omschreven categorieën is onderverdeeld. De steller van de tll. heeft zich dus niet beperkt tot - een beschrijving van - een beperkte selectie van (representatieve) afbeeldingen. Uit de eisen die art. 261 Sv in gevallen als i.c. stelt aan de dagvaarding vloeit voort dat de tll. t.b.v. de hiervoor genoemde duidelijkheid voor i.h.b. verdachte en de rechter t.a.v. elk van die afbeeldingen hetzij een voldoende concrete beschrijving dient te bevatten, hetzij de vindplaats van die beschrijving in het dossier dient te vermelden. Indien de tll. niet aan die eisen voldoet en verdachte daarop beroep doet, kan zulks grond vormen voor nietigverklaring van de dagvaarding.I.c. heeft de raadsvrouwe van verdachte (ook) m.b.t. de zeven afbeeldingen waarvan het Hof uiteindelijk in zijn bewezenverklaring is uitgegaan, beroep gedaan op de nietigheid van de dagvaarding op de grond dat onduidelijk is wat op deze afbeeldingen te zien is, zodat verdachte niet weet waartegen hij zich moet verdedigen. Aldus is een verweer gevoerd waarop het Hof op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een met redenen omklede beslissing had moeten geven. Aangezien in de bestreden uitspraak zodanige beslissing niet voorkomt, is het middel gegrond.

Ga naar uitspraak