Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2021:1930 Hoge Raad 21 december 2021

ECLI:NL:HR:2021:1930

Datum: 21-12-2021

Onderwerp: Weigeren medewerking ademonderzoek

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Militaire zaak. Ontucht met minderjarig meisje (art. 247 Sr). Post Keskin. Afwijzing van bij appelschriftuur gedaan getuigenverzoek (slachtoffer), omdat verdachte daardoor niet in zijn verdediging wordt geschaad. 1. Afwijzing toereikend gemotiveerd? 2. Gebruik van getuigenverklaring voor het bewijs. Schending ondervragingsrecht?
Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2021:576 (post-Keskin) en overweegt dat rechter het getuigenverzoek kan afwijzen als hij tot het oordeel komt dat het (opnieuw) horen van getuige voor bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Voor het oordeel dat zich een dergelijke situatie voordoet, zijn o.m. van belang de inhoud van de in tll. tot uitdrukking gebrachte beschuldiging, de andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek die zich in procesdossier bevinden, zoals verklaringen van andere getuigen en procesopstelling van verdachte, e.e.a. in het licht van het verhandelde ttz. waaronder wat daar mogelijkerwijs nog door verdediging naar voren is gebracht over het doel van beoogde ondervraging. Hof heeft getuigenverzoek afgewezen omdat het van oordeel is dat (ook in het licht van wat verdediging heeft aangevoerd) niet valt in te zien dat het horen van getuige van belang kan zijn voor enige in deze strafzaak te beantwoorden vraag. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat verdediging had verzocht getuige te horen over (tijdstip van) etentje van verdachte en A, waarover A nog als getuige zou worden ondervraagd maar waaraan getuige niet had deelgenomen.
Ad 2. Ook ‘s hofs kennelijke oordeel dat het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces en daaraan verbonden notie van ‘the overall fairness of the trial’ niet in de weg staan aan het gebruik voor bewijs van de door getuige afgelegde verklaring, is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering, gelet op ‘s hofs vaststellingen en nadere overwegingen daarover.


Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Marlies Loenen

docent Vrije Universiteit Amsterdam straf(proces)recht