Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2023:479 Hoge Raad 28 maart 2023

ECLI:NL:HR:2023:479

Datum: 28-03-2023

Onderwerp: Poging

Overige onderwerpen: Toepassing helikopter zaak arrest, Vormverzuimen/359a Sv

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Medeplegen invoer cocaïne (art. 2.A Opiumwet), medeplegen poging invoer cocaïne (art. 2.A Opiumwet) en deelneming aan criminele organisatie die zich op grote schaal bezighoudt met in- en verkoop van synthetische drugs (art. 11b Opiumwet). 1. Verwerping verweer dat strekt tot bewijsuitsluiting nu OVC-gesprekken in woning verdachte zijn opgenomen zonder dat CTC advies heeft gegeven, college van P-G goedkeuring heeft gegeven en machtiging R-C zich niet in dossier bevindt. 2. Strafbare poging. Begin van uitvoering van binnen grondgebied brengen van cocaïne in Nederland terwijl cocaïne is onderschept in vrachtwagen in Dominicaanse Republiek?
Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2020:1889 m.b.t. toetsingskader bij vormverzuimen a.b.i. art. 359a Sv. Oordeel hof komt erop neer dat als ervan wordt uitgegaan dat door verdediging gestelde vormverzuimen zich hebben voorgedaan, dit niet tot gevolg heeft dat art. 6 EVRM is geschonden en ook niet dat sprake is van zodanig ernstige schending van ander strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel dat bewijsuitsluiting noodzakelijk is. Dat oordeel getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Door verdediging gestelde vormverzuim heeft betrekking op interne besluitvorming die voorafgaat aan door OM toepassen van wettelijke bevoegdheden die verband houden met opnemen OVC-gesprekken. Daarnaast is weliswaar aangevoerd dat machtiging R-C voor opnemen OVC-gesprekken zich niet in dossier van deze strafzaak bevindt, maar niet dat plaatsen van middelen voor opnemen van vertrouwelijke communicatie zonder machtiging zou hebben plaatsgevonden.
Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:1978:AC6373 en HR:2021:388 m.b.t. vereisten voor strafbare poging. Hof heeft geoordeeld dat op moment van onderscheppen van lading vrachtwagen in Dominicaanse Republiek al sprake was van strafbare poging invoer cocaïne in Nederland en heeft daaraan in kern ten grondslag gelegd dat verdachte en medeverdachten op Dominicaanse Republiek contacten hebben gelegd en onderhouden t.b.v. levering cocaïne, dat deklading is besteld en al was betaald en klaarstond in haven van Caucedo, zodat cocaïne daarin kon worden verstopt. Oordeel dat sprake is van strafbare poging tot binnen grondgebied brengen van cocaïne in Nederland is niet z.m. begrijpelijk, nu van door hof bewezenverklaarde en overige vastgestelde gedragingen niet kan worden gezegd dat deze zodanig dicht in tijd en plaats bij voltooiing van invoer in Nederland van cocaïne lagen en zodanig concreet daarop waren gericht dat sprake is van begin van uitvoering.
Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 21/01721, 21/01747, 21/01795, 21/01874, 21/01722 en 21/01895.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob Baumgardt

advocaat Baumgardt Strafcassatie Advocatuur

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht