Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2018:2229 Hoge Raad 4 december 2018

ECLI:NL:HR:2018:2229

Datum: 04-12-2018

Onderwerp: Aanhoudingsverzoeken / aanwezigheidsrecht

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Art. 416.2 Sv bij verstek na veroordeling t.z.v. bedreiging, art. 285.1 Sr. Aanhoudingsverzoek niet gemachtigde raadsvrouwe ttz. op de grond dat verdachte zich heeft vergist in zittingsdatum door Hof afgewezen o.g.v. overweging dat datum verdachte bekend was en vergissing voor zijn eigen rekening komt. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2018:1934, inhoudende dat aanhoudingsverzoek kan worden gedaan door verdachte, gemachtigde raadsman of niet gemachtigde raadsman (met het oog op effectuering aanwezigheidsrecht verdachte of t.b.v. alsnog verkrijgen machtiging), dat rechter (als geval dat aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is zich niet voordoet) belangenafweging dient te maken tussen aanwezigheidsrecht verdachte en belang bij doeltreffende en spoedige berechting en dat rechter i.g.v. afwijzing van verzoek in motivering van zijn beslissing blijk dient te geven van deze belangenafweging, terwijl die motivering in cassatie slechts op haar begrijpelijkheid kan worden getoetst. Hof heeft afwijzing van verzoek tot aanhouding met het oog op effectuering van aanwezigheidsrecht van verdachte erop gegrond dat vergissing van verdachte in zittingsdatum h.b. voor zijn eigen rekening komt en dat datum van behandeling van h.b. voorafgaand aan uitroepen van zaak bij verdachte bekend was, maar heeft niet geoordeeld dat aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is. Gelet hierop had Hof bij zijn beslissing op verzoek tot aanhouding van behandeling van zaak in zijn motivering blijk moeten geven van afweging van belangen. Volgt vernietiging en terugwijzing.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)