Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:1135 Hoge Raad 9 juli 2019

ECLI:NL:HR:2019:1135

Datum: 09-07-2019

Onderwerp: Art. 348 Rv.

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Strafzaak tegen (ex)wethouder gemeente Roermond. Schending ambtsgeheim bij benoeming nieuwe burgemeester Roermond (art. 272 Sr), voorhanden hebben stembiljetten met oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken (art. Z3 Kieswet), passieve ambtelijke omkoping (art. 363 Sr) en witwassen (art. 420bis.1.b Sr). 1. Verwerping verweer dat Rb en Hof onbevoegd waren omdat verdachte (ook) Eerste Kamerlid was en sprake is van ambtsmisdrijf. Is HR in eerste en enige aanleg exclusief bevoegd? 2. Schenden van geheim, art. 272 Sr. 3. Oogmerk op wederrechtelijk gebruik stempassen en volmachtbewijzen. Ad 1. HR zet wettelijke regeling vervolging van ambtsmisdrijven uiteen. Ex art. 119 Grondwet en art. 76 RO staan (gewezen) ministers, staatssecretarissen en leden van Staten-Generaal wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, in eerste en hoogste ressort terecht voor HR. Opdracht tot vervolging t.z.v. die misdrijven kan slechts worden gegeven bij koninklijk besluit of bij besluit van Tweede Kamer. Art. 76 RO bepaalt dat onder ambtsmisdrijven worden begrepen strafbare feiten, begaan onder een der verzwarende omstandigheden omschreven in art. 44 Sr, welke bepaling mede verwijst naar het geval dat ambt ambtenaar praktische mogelijkheid biedt feit te plegen. Door beslissing omtrent vervolging exclusief in handen te laten van regering of Tweede Kamer, worden betrokken ambtsdragers beschermd tegen op lichtvaardige gronden ingestelde vervolging (vgl. ECLI:NL:HR:2010:BO0198). Mede gelet op bescherming van in art. 119 Grondwet bedoelde ambtsdragers tegen op lichtvaardige gronden ingestelde vervolging, die hiervoor omschreven regeling beoogt te bieden, dient rechter, indien - al dan niet n.a.v. daarop betrekking hebbend verweer - voldoende aanwijzingen bestaan dat verdachte (gewezen) ambtsdrager door begaan van tlgd. gedragingen bijzondere ambtsplicht heeft geschonden of dat hij bij begaan van strafbaar feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel, hem door zijn ambt geschonken, nader te onderzoeken of zich geval voordoet a.b.i. art. 119 Grondwet. Dit geldt ook indien tll. niet met zoveel woorden is toegesneden op in art. 44 Sr bedoelde strafverzwarende omstandigheid. ’s Hofs oordeel dat zo’n nader onderzoek niet noodzakelijk was, geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, nu door verdediging ttz. in h.b. slechts is aangevoerd dat verdachte bij schending van zijn geheimhoudersplicht gebruik heeft gemaakt van telefoontoestel van Eerste Kamer. Voorts heeft Hof bewezenverklaard dat verdachte ambtelijke omkoping heeft begaan in zijn hoedanigheid van ambtenaar en wethouder van gemeente Roermond. Tegen deze achtergrond was Hof niet gehouden tot nadere motivering van zijn oordeel.. Ad 2. Bewezenverklaard is dat verdachte in zijn hoedanigheid van adviseur van vertrouwenscommissie voor benoeming van nieuwe burgemeester voor gemeente Roermond opzettelijk zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden o.m. door aan derden buiten vertrouwenscommissie namen van één of meer sollicitanten voor vacature van burgemeester van gemeente Roermond bekend te maken. Aan middel en ttz. in h.b. gevoerde verweer ligt opvatting ten grondslag dat voor schenden van geheim a.b.i. art. 272 Sr is vereist dat degene aan wie mededeling wordt gedaan, niet van desbetreffende informatie op de hoogte is. Die opvatting is onjuist (vgl.ECLI:NL:HR:2003:AF2343).Ad 3. ’s Hofs oordeel dat gebruik van stempassen en volmachtbewijzen dat in strijd is met in Kieswet opgenomen regeling van stemmen bij volmacht kan worden aangemerkt als in art. Z3 Kieswet bedoeld ‘wederrechtelijk gebruik’ van die stempassen en volmachtbewijzen, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Gelet hierop en op bepalingen van Kieswet, getuigt ’s Hofs oordeel dat het kiezer is die bij stemmen bij volmacht moet bepalen wie persoon is die hij machtigt om voor hem te stemmen, dat dit hier telkens niet het geval is geweest en dat verdachte en zijn mededaders in bewezenverklaring genoemde stempassen en volmachtbewijzen derhalve voorhanden hebben gehad om deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, niet van onjuiste rechtsopvatting en is dat oordeel toereikend gemotiveerd. Mede gelet op door Hof in aanmerking genomen omstandigheid dat verdachte hierbij handelde in zijn hoedanigheid van stemcoördinator van politieke partij in Roermond, geeft ’s Hofs oordeel dat oogmerk van verdachte aldus op dit wederrechtelijk gebruik was gericht, evenmin blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Ook dat oordeel is niet onbegrijpelijk.Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak