Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2022:567 Hoge Raad 12 april 2022

ECLI:NL:HR:2022:567

Datum: 12-04-2022

Onderwerp: Strikte waarborgen in de zin van artikel 8 lid 2, 3 en 5 Wegenverkeerswet 1994 (rijden onder invloed)

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl, LegalFlix



OM-cassatie. Vrijspraak t.z.v. rijden onder invloed van cannabis en cocaïne, art. 8.5 WVW 1994. Bloedonderzoek, strikte waarborgen.
1. Is voor vraag of art. 13, 15 en 16 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer strikte waarborgen zijn, van belang of bloed ‘buiten rechtssfeer van Nederlandse staat’ wordt gebracht?
2. Moeten voorschriften van (a) art. 13.1.d, (b) art. 15.a en (c) art. 16.1 Besluit (nog steeds) worden gerekend tot strikte waarborgen rond bloedonderzoek, gelet op nieuwe werkwijze politie m.b.t. bewaren en transporteren van bloed?
Ad 1. In ’s hofs overwegingen komt als oordeel tot uitdrukking dat het voor beantwoording van vraag of sprake is van ‘onderzoek’ a.b.i. art. 8.5 WVW 1994, mede van belang is of het voor onderzoek afgenomen bloed naar het buitenland is vervoerd om daar in laboratorium te worden onderzocht. Dat oordeel getuigt gelet op art. 14.2.b Besluit van een onjuiste rechtsopvatting.
Ad 2(a). De nieuwe werkwijze van politie, inhoudende dat m.i.v. 1-1-2019 bloed direct na afname door politie wordt bewaard in vriezer bij -20 °C en m.i.v. 1-3-2019 vanaf politie naar laboratorium wordt getransporteerd in vriezer bij -20 °C, brengt niet mee dat voorschrift van art. 13.1.d Besluit, inhoudende dat na bloedafname buisje met bloed zo spoedig mogelijk naar een voor bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium a.b.i. art. 14.2 Besluit wordt gezonden, niet langer moet worden gerekend tot strikte waarborgen. Er bestaan (vooralsnog) geen wettelijke voorschriften m.b.t. wijze van opslag van bloedmonster op politiebureau direct na afname van bloed en verzending naar laboratorium. De wijze waarop bloedmonster direct na afname van bloed en tijdens transport naar laboratorium wordt bewaard en consequenties van die bewaarwijze voor frequentie waarmee verzending mogelijk is, zijn echter wel relevante omstandigheden bij beantwoording van vraag of verzending van buisje bloed ‘zo spoedig mogelijk’ heeft plaatsgevonden. Het voorschrift dat na bloedafname het buisje met bloed zo spoedig mogelijk naar een voor bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium wordt gezonden, strekt immers ertoe dat risico op (gedeeltelijke) afbraak van alcohol, drugs of medicijnen na bloedafname wordt geminimaliseerd. Als rechter (aan de hand van inhoud van strafdossier of verhandelde ttz.) vaststelt dat dit risico zo goed als afwezig is gelet op wijze van bewaren op politiebureau en van vervoer naar laboratorium, staat de enkele omstandigheid dat bloedmonster niet direct na bloedafname is vervoerd naar laboratorium, niet in de weg aan oordeel dat verzending ‘zo spoedig mogelijk’ heeft plaatsgevonden.
Ad 2(b). Art. 15.a Besluit schrijft voor dat laboratorium waaraan onderzoeker a.b.i. art. 14.1 Besluit is verbonden, de datum van ontvangst van buisje met bloed door laboratorium in een bestand vastlegt. Dit voorschrift vormt niet een strikte waarborg voor betrouwbaarheid van resultaten van bloedonderzoek. Het vastleggen van datum van ontvangst door laboratorium is van belang om onduidelijkheid over verblijfplaats van bloed te voorkomen en als waarborg voor beschikbaarheid van bloed en daarbij behorende gegevens voor aanvullend bloedonderzoek of tegenonderzoek.
Ad 2(c). In art. 16.1 Besluit neergelegd voorschrift dat bloedonderzoek binnen 2 weken na ontvangst van buisje met bloed wordt verricht, behoort niet tot strikte waarborgen. Toelichting bij Besluit wijst er immers niet op dat dit voorschrift in verband staat met betrouwbaarheid van resultaten van bloedonderzoek. Ook uit stelsel van Besluit volgt dat na deze termijn van 2 weken nog bloedonderzoek kan worden verricht. Zo kunnen aanvullend bloedonderzoek a.b.i. art. 18 Besluit en tegenonderzoek a.b.i. art. 19 Besluit ook na verstrijken van de in art. 16.1 Besluit genoemde termijn nog worden verricht.
Als voorschriften van art. 15.a Besluit en/of art. 16.1 Besluit niet worden nageleefd, heeft dat dus op zichzelf geen gevolgen voor bewijs van het in art. 8.5 WVW 1994 voorkomende bestanddeel ‘onderzoek’. Art. 359a Sv vormt dan toetsingskader voor beantwoording van vraag of aan verzuim een rechtsgevolg moet worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg.
Volgt vernietiging en terugwijzing.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Willemijn Albers

senior juridisch medewerker Gerechtshof Amsterdam

mr. Priscilla Buchele

advocaat Spijker strafrecht advocaten