Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Centrale Raad van Beroep 10 januari 2024 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2023. Centrale Raad van Beroep 13 december 2023 Hoge Raad 1 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2021:2148 Centrale Raad van Beroep 24 augustus 2021

ECLI:NL:CRVB:2021:2148

Datum: 24-08-2021

Onderwerp: Geüniformeerde maatregel

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Maatregel. Geen gebruik maken van aangeboden voorziening. Differentiatie in duur van een maatregel bij de geharmoniseerde verplichtingen die volgen uit artikel 18 lid 4, aanhef onder a tot en met h, PW. Afstemmingsverordening deels onverbindend. Verdergaand onderscheid dan de wetgever heeft bedoeld.Appellant is niet verschenen op een arbeidstraject, waarmee hij de in artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de PW neergelegde verplichting, om gebruik te maken van door het college aangeboden voorzieningen, niet is nagekomen. Het college heeft de bijstand met toepassing van de Afstemmingsverordening met 100% gedurende twee maanden verlaagd. Deze maatregel geldt op grond van de Afstemmingsverordening voor het niet nakomen van alle verplichtingen die volgen uit artikel 18, vierde lid, onder a, c, d, e en h, van de PW. Voor het niet nakomen van de verplichtingen van de verplichtingen in artikel 18, vierde lid, aanhef en onder b, f, en g, van de PW wordt een verlaging van 100% gedurende een maand opgelegd. Uit de wettekst of uit de toelichting daarop blijkt niet dat de wetgever aan de gemeenteraad de bevoegdheid heeft gegeven om in de Afstemmingsverordening, naast de keuze voor een standaardduur van één, twee of drie maanden, verschil te maken in (te differentiëren naar) hoogte of duur van de maatregel op basis van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid. De bedoeling van de wetgever was om één robuuste en uniforme maatregel in te voeren voor alle geharmoniseerde verplichtingen. De door de wetgever gegeven mogelijkheid om een keuze te maken tussen één, twee of drie maanden geldt voor alle geharmoniseerde verplichtingen. De differentiatie uit de Afstemmingsverordening leidt tot een verdergaand onderscheid dan de wetgever heeft beoogd. Dit betekent dat artikel 10, aanhef en onder b, van de Afstemmingsverordening onverbindend is voor zover daarin is bepaald dat een maatregel wordt opgelegd voor de duur van langer dan één maand omdat twee verschillende standaardperioden zijn bepaald voor het niet nakomen van de geharmoniseerde verplichtingen. De verlaging van 100% gedurende een maand is de meest gunstige bepaling in de Verordening en heeft daarom ook te gelden voor het niet nakomen van de overige geharmoniseerde verplichtingen.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Erik Klein Egelink

senior rechter Rechtbank Gelderland