Rechtbank Rotterdam 1 maart 2024 Centrale Raad van Beroep 10 januari 2024 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2023. Centrale Raad van Beroep 13 december 2023 Hoge Raad 1 december 2023 Bekijk alles
ECLI:NL:CRVB:2021:2487 Centrale Raad van Beroep 6 oktober 2021

ECLI:NL:CRVB:2021:2487

Datum: 06-10-2021

Onderwerp: Procesbelang

Rechtsgebiedenregister: Sociaal-zekerheidsrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Gezien de namens appellant gegeven toelichting ter zitting is niet op voorhand onaannemelijk dat hij schade heeft geleden. Dit betekent dat hij procesbelang heeft. De medisch adviseur van Sciopeng heeft in het advies van 22 september 2017 geconcludeerd dat bij appellant sprake is van een forse vermindering van de fysieke en psychische belastbaarheid en dat daarvoor individuele begeleiding nodig is. Gelet op het resultaat van de behandelingen tot nu toe moet rekening worden gehouden met blijvende beperkingen van de fysieke belastbaarheid. Gelet op het voorgaande is het standpunt van het college, dat vanwege behandeling niet meer individuele begeleiding dan de verstrekte drie uur per week nodig is, niet in overeenstemming met de bevindingen uit het medische onderzoek. Dit betekent dat het college bij het vermelde onderzoek is uitgegaan van een te beperkte ondersteuningsbehoefte. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid en berust niet op een deugdelijke motivering, zodat dit besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank heeft het voorgaande niet onderkend en de aangevallen uitspraak zal daarom worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover dat betrekking heeft op de individuele begeleiding. De vertegenwoordiger van het college heeft tijdens de zitting bij de Raad verklaard dat als het standpunt van het college geen standhoudt de maatwerkvoorziening die bij het besluit van 26 september 2019 is verstrekt, aan appellant moet worden verstrekt. Met het oog hierop ziet de Raad aanleiding zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat aan appellant voor de periode van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2018 een maatwerkvoorziening individuele begeleiding van in totaal 13 uur per week in de vorm van een pgb wordt verstrekt. Verder veroordeelt de Raad het college tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade bestaande uit de wettelijke rente over het aan appellant na te betalen pgb met toepassing van artikel 4:102, tweede lid, van de Awb. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van appellant.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Erik Klein Egelink

senior rechter Rechtbank Gelderland