ECLI:NL:HR:2014:860
Datum: 08-04-2014
Onderwerp: ECLI:NL:HR:2022:67
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Profijtontneming. OM-cassatie. De opvatting dat de bevoegdheid van de rechter om o.g.v. art. 36e.5 Sr het bedrag dat de betrokkene aan de Staat dient te betalen lager vast te stellen dan het bedrag van het geschatte voordeel “enkel in relatie tot beperkte draagkracht kan worden toegepast”, vindt geen steun in de tekst en de wetsgeschiedenis van art. 36e.5 Sr en is derhalve onjuist. De motivering van het oordeel van het Hof dat het “om redenen als door de raadsman in de door hem ttz. in h.b. voorgedragen en overgelegde pleitnota uiteengezet” termen aanwezig acht om aan betrokkene geen betalingsverplichting op te leggen, voldoet aan de daaraan, o.g.v. art. 359.5 Sv jo. art. 415 Sv en art. 511e Sv, gestelde eisen en dit oordeel is voorts gelet op hetgeen door de raadsman is aangevoerd niet onbegrijpelijk.