Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2023:1032 Hoge Raad 11 juli 2023

ECLI:NL:HR:2023:1032

Datum: 11-07-2023

Onderwerp: Post - Keskin

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Moord door meerdere kogels in lichaam van dealer, die verdachte drugs levert, te schieten, art. 289 Sr. 1. Post-Keskin. Afwijzing van ttz. in hoger beroep gedaan voorwaardelijk verzoek tot horen getuige (ex-vriendin van verdachte) i.v.m. bewijs van tlgd. handelen van verdachte met voorbedachte raad, op de grond dat het onaannemelijk is dat getuige binnen aanvaardbare termijn ttz. zal verschijnen. Is bewijs dat bewezenverklaarde door verdachte is begaan in beslissende mate gebaseerd op verklaringen van getuige? 2. Redelijke termijn in hoger beroep. Kon hof oordelen dat duur van overschrijding van redelijke termijn 9 maanden bedraagt?
Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2021:576 en HR:2021:1418 m.b.t. gevallen waarin rechter voor bewijs gebruik wil maken van een door getuige afgelegde verklaring, terwijl verdediging niet behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om t.a.v. getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen en vraag of proces als geheel eerlijk is verlopen, en uit HR:2017:1016 m.b.t. vraag of bewezenverklaring in beslissende mate steunt op verklaring van niet door verdediging ondervraagde getuige. Voorts herhaalt HR relevante overwegingen uit HR:2013:963 m.b.t. voorbedachte raad en motiveringsplicht rechter. Hof heeft in bewijsvoering van bewezenverklaard handelen van verdachte met voorbedachte raad, naast de door verdachte betwiste verklaringen van getuige, verschillende andere bewijsmiddelen betrokken die betrekking hebben op feiten en omstandigheden waarover ook getuige heeft verklaard. Daarbij gaat het om gebeurtenissen voorafgaand aan het door verdachte maken van afspraak om drugs aan te schaffen terwijl hij niet over benodigd geld beschikte, het (voorafgaand aan arriveren van dealer) door verdachte schieten in auto en het door verdachte beschikken over doorgeladen wapen, waarmee verdachte onmiddellijk op dealer heeft geschoten toen deze enige tijd later drugs kwam brengen. ’s Hofs hiermee samenhangende oordeel dat bewijs van bewezenverklaard handelen met voorbedachte raad niet in beslissende mate steunt op verklaringen van getuige maar benodigde steun vindt in andere b.m., getuigt (gelet op wat hiervoor is vooropgesteld) niet van onjuiste rechtsopvatting en is in het licht van bewijsvoering niet onbegrijpelijk. Hof heeft kennelijk geoordeeld dat er goede reden bestond voor niet kunnen uitoefenen van ondervragingsrecht m.b.t. getuige, namelijk haar onvindbaarheid. Hof heeft daarnaast kennelijk omstandigheden dat overige b.m. de inhoud van de voor bewijs gebruikte verklaringen van getuige ondersteunen en dat door verdediging gepresenteerd alternatief scenario niet aannemelijk is geworden, in aanmerking genomen bij zijn onderzoek naar betrouwbaarheid van die verklaringen. Gelet op dit een en ander getuigt ’s hofs oordeel dat procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op eerlijk proces, ook zonder dat er nog andere compenserende factoren waren, niet van onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is evenmin onbegrijpelijk.
Ad 2. ’s Hofs oordeel is niet begrijpelijk, nu h.b. is ingesteld op 25-6-2019, verdachte zich i.v.m. zaak in voorlopige hechtenis bevindt en hof op 22-4-2022 uitspraak heeft gedaan.
HR doet zaak zelf af en vermindert aan verdachte opgelegde gevangenisstraf van 13 jaren met 4 maanden. CAG: anders t.a.v. getuigenverzoek.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)