Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2022:1197 Hoge Raad 13 september 2022

ECLI:NL:HR:2022:1197

Datum: 13-09-2022

Onderwerp: Post - Keskin

Overige onderwerpen: Post-Keskin

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Medeplegen voorbereidingshandelingen vervoeren cocaïne (art. 10a Opiumwet) en deelname aan criminele organisatie (art. 140.1 Sr). Post Keskin. Belastende getuige die niet binnen aanvaardbare termijn kan verschijnen. Gebruik voor bewijs van niet door verdediging ondervraagde getuige verenigbaar met art. 6.3.d EVRM, nu verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen? Hof heeft geoordeeld dat, ook al heeft verdediging niet gelegenheid gehad om getuige te ondervragen, proces in zijn geheel eerlijk is verlopen. Aan dat oordeel heeft hof allereerst ten grondslag gelegd dat niet kunnen uitoefenen van ondervragingsrecht m.b.t. getuige het gevolg was van “onbereikbaarheid (unreachability)” van deze getuige, waarbij hof in aanmerking heeft genomen dat Rh-C de nodige inspanningen heeft verricht om verhoor van de zich in Zuid-Afrika bevindende getuige in bijzijn van verdediging te bewerkstelligen maar dat op verzoek daartoe aan Zuid-Afrikaanse autoriteiten, ondanks herhaald rappel, enkel ontvangstbevestiging werd ontvangen voordat uitvoeringsstukken van Zuid-Afrikaanse autoriteiten zijn ontvangen, waaruit bleek dat zij uitvoering van rechtshulpverzoek als afgesloten beschouwden. Zoals HR in zijn tussenarrest heeft overwogen, is ’s hofs hierop gebaseerde oordeel dat het niet aannemelijk is dat getuige binnen aanvaardbare termijn zal kunnen worden gehoord, niet onbegrijpelijk. Ook ’s hofs daarmee samenhangende oordeel dat daarmee goede reden bestaat voor niet kunnen uitoefenen van ondervragingsrecht t.a.v. getuige, is niet onbegrijpelijk. ’s Hofs oordeel dat door art. 6 EVRM gewaarborgd recht op eerlijk proces niet in de weg staat aan gebruik van de door getuige afgelegde verklaringen voor bewijs, berust niet op onjuiste rechtsopvatting en is (mede gelet op ’s hofs bewijsvoering) niet onbegrijpelijk.
Volgt verwerping. Vervolg op HR:2022:466 (tussenarrest).

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht

mr. Ad Machielse

oud advocaat generaal Hoge Raad emeritus hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen