Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2023:406 Hoge Raad 14 maart 2023

ECLI:NL:HR:2023:406

Datum: 14-03-2023

Onderwerp: Ondervragingsrecht/Post -Keskin

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Medeplegen diefstal d.m.v. braak, art. 311.1 Sr. Post-Keskin. Afwijzing van ttz. in hoger beroep gedaan voorwaardelijk verzoek tot horen getuigen (die vluchtende inbrekers hebben achtervolgd en signalement hebben doorgegeven) op de grond dat noodzaak daartoe niet is gebleken, omdat verdediging niet (juistheid en betrouwbaarheid van de) door getuigen afgelegde verklaringen heeft betwist. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2021:576 en HR:2021:1930 m.b.t. beoordeling van verzoeken tot oproepen en horen van getuigen door feitenrechter in situatie dat verzoek betrekking heeft op getuige t.a.v. wie verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al (in vooronderzoek of anderszins) verklaring heeft afgelegd met belastende strekking, en beoordeling of horen van getuige voor bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. In ’s hofs overwegingen ligt als zijn kennelijke oordeel besloten dat horen van deze getuigen voor bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Dit oordeel is, gelet op wat hiervoor is vooropgesteld en in aanmerking genomen dat ‘s hofs bewijsvoering mede steunt op verklaringen van getuigen, niet zonder meer begrijpelijk. Aan verzoek is immers ten grondslag gelegd dat verdediging de getuigen wil horen over het door hen gegeven, voor verdachte belastende, signalement van man die zij kort na tlgd. diefstal met braak hebben achtervolgd en getuigen met jas en/of foto van verdachte wil confronteren. Verdediging is niet eerder in de gelegenheid gesteld om ondervragingsrecht t.a.v. deze getuigen uit te oefenen. Daarmee doet zich hier het geval voor waarin belang bij oproepen en horen van getuigen moet worden voorondersteld, terwijl door hof bij afwijzing van verzoek in aanmerking genomen grond en ook wat is aangevoerd ter onderbouwing van verzoek, niet met zich brengen dat dit belang in deze zaak ontbreekt. V.zv. hof heeft geoordeeld dat verzoek, gelet op onderbouwing daarvan, moet worden opgevat als “verzoek om nader onderzoek” dat aan verzoek het karakter van (o.b.v. wat hiervoor is vooropgesteld te beoordelen) getuigenverzoek ontneemt, is dat oordeel niet begrijpelijk.
Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: anders.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht