Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2014:2671 Hoge Raad 16 september 2014

ECLI:NL:HR:2014:2671

Datum: 16-09-2014

Onderwerp: Poging: relevante rechtspraak

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl

1. Omvang cassatieberoep, art. 429 Sv. 2. Falende klacht over verwerping verweer strekkende tot n-o verklaring OM. 3. Poging tot diefstal met geweld. Begin van uitvoering. Ad 1. Ingevolge art. 429 Sv kan het beroep in cassatie tegen een gedeelte van een in hoger beroep gewezen uitspraak worden ingesteld. Niet elke beperking van het cassatieberoep kan echter worden aanvaard. Nu het Hof niet is toegekomen aan een beslissing over het onder 2 subsidiair tlgde, is het cassatieberoep niet vatbaar voor beperking als blijkens de in de akte van 24 januari 2014 vermelde verklaring beoogd. Ad 2. Het middel ziet op het verweer van de verdediging dat betrekking had op een bijeenkomst waarbij zes verbalisanten die, na toewijzing door de Rb van een daartoe strekkend verzoek van de verdediging, als getuigen waren opgeroepen om bij de R-C te verschijnen teneinde te worden gehoord, door een docente van de Politieacademie zijn voorbereid op hun verhoor, waarbij de onderwerpen zijn besproken waarover vragen te verwachten waren, zoals het signalement, de reden van verdenking en de tijdlijn van melding tot aanhouding. Het oordeel van het Hof dat de geconstateerde onregelmatigheden niet van dien aard zijn dat zij tot n-o verklaring van het OM in de vervolging van verdachte of tot bewijsuitsluiting moeten leiden, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het Hof - niet onbegrijpelijk - niet aannemelijk heeft bevonden dat de bijeenkomst is beoogd of gebruikt om de verklaringen van de verbalisanten op elkaar af te stemmen of om die verklaringen te beïnvloeden, en voorts heeft vastgesteld dat niet is gebleken dat de bijeenkomst tot gevolg heeft gehad dat mogelijk voor de verdachten ontlastende informatie is verzwegen of niet aan het licht gekomen of dat daarmee de betrouwbaarheid is aangetast van de reeds in de p-v’s vermelde informatie. Ad 3. Het oordeel van het Hof dat sprake is van een strafbare poging om het telcentrum van bedrijf X te overvallen, geeft niet blijk van een onjuiste opvatting omtrent het begrip ‘begin van uitvoering van het voornemen’. Dat oordeel is, in aanmerking genomen de door het Hof vastgestelde feiten en omstandigheden, ook niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht