Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2023:68 Hoge Raad 24 januari 2023

ECLI:NL:HR:2023:68

Datum: 24-01-2023

Onderwerp: Horen aangeefster zedendelict

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Ontucht met minderjarige stiefdochter (art. 247 en 249.1 Sr) en vervaardigen, verspreiden en bezitten van kinderpornografische afbeeldingen van o.a. die stiefdochter (art. 240b.1 Sr). 1. Afwijzing voorwaardelijk verzoek tot horen slachtoffer i.v.m. haar gezondheid of welzijn, art. 288.1.b Sv. 2. Gebruik van bij politie afgelegde verklaringen van slachtoffer voor bewijs, art. 6 EVRM. Voldoende compensatie voor niet kunnen uitoefenen ondervragingsrecht?
HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2021:576 en HR:2021:1418 over wijze waarop rechter i.v.m. ondervragingsrecht moet nagaan of procedure in geheel voldoet aan recht op eerlijk proces en uit HR:2010:BL9001 en HR:2020:446 over afzien van getuigenverhoor o.g.v. art. 288.1.b Sv.
Ad 1. Hof heeft verzoek afgewezen omdat gegrond vermoeden bestaat dat gezondheid of welzijn van slachtoffer A door afleggen getuigenverklaring in gevaar wordt gebracht en voorkomen daarvan zwaarder weegt dan belang haar te kunnen ondervragen. ’s Hofs oordeel dat - gelet op door deskundige omschreven stoornis, identiteitsproblematiek en kwetsbaarheid van A en inschatting van gevolgen van nieuw verhoor - verzoek moet worden afgewezen, is niet onbegrijpelijk.
Ad 2. A’s verklaringen zijn woordelijk uitgewerkt en door deskundige, mede o.g.v. audiovisuele opnamen van verhoren waarover ook hof en verdediging beschikten, onderzocht op betrouwbaarheid. Deskundige heeft daarover gerapporteerd en is ttz. in e.a. door verdediging ondervraagd, waarbij deskundige heeft toegelicht wat redenen zouden kunnen zijn voor aantal inconsistenties. Verdediging heeft gebruik gemaakt van gelegenheid resultaten strafrechtelijk onderzoek te weerspreken, twijfels te uiten over betrouwbaarheid van A en uiteen te zetten wat verdachtes zienswijze is. Hof heeft betrouwbaarheid van A’s verklaringen onderzocht in samenhang met overig bewijsmateriaal en i.h.l.v. betwisting daarvan door verdachte en in ogenschouw genomen dat - ook al zijn A’s verklaringen van beslissende betekenis voor bewezenverklaring van ontucht (m.u.v. onderdeel daarvan) - die verklaringen niet op zichzelf staan, maar op wezenlijke onderdelen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Raadsvrouw heeft moeder en oma van A als getuigen kunnen ondervragen. ’s Hofs oordeel dat procedure in geheel voldoet aan door art. 6 EVRM gewaarborgd recht op eerlijk proces getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
HR wijst n.a.v. CAG op verschillen met zaak die leidde tot EHRM Vronchenko/Estland en merkt op dat omstandigheid dat - achteraf bezien - mogelijk was geweest verdediging al bij politieverhoor van een getuige ondervragingsgelegenheid te bieden, maar die gelegenheid toen niet is geboden, op zichzelf niet is beslissend voor beantwoording vraag of procedure in geheel voldoet aan art. 6 EVRM. Daarvoor zijn (o.m.) van belang alle compenserende factoren die op enig moment zijn geboden of hebben bestaan.
Volgt verwerping. CAG: anders t.a.v. compensatie.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Gerlof Meijer

senior rechter Rechtbank Overijssel auteur, docent en theatermaker