Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2023:414 Hoge Raad 28 maart 2023

ECLI:NL:HR:2023:414

Datum: 28-03-2023

Onderwerp: Reis - en verblijfkosten benadeelde partij

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Openlijke geweldpleging (art. 141 Sr). Steekpartij tijdens nieuwjaarsnacht 2016 in Haarlem waarbij een van de slachtoffers is overleden. Vordering benadeelde partijen t.z.v. proceskosten (reis- en verblijfkosten). Heeft hof in strijd met art. 238 en 239 Rv verdachte veroordeeld in proceskosten, terwijl beide b.p. in rechte werden bijgestaan door gemachtigde?
Een redelijke uitleg van art. 532 (voorheen art. 592a) Sv brengt mee dat bij begroting van daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (vgl. HR:2019:793). O.g.v. art. 238 Rv komen reis- en verblijfkosten slechts voor vergoeding in aanmerking v.zv. in persoon - dat wil zeggen: zonder gemachtigde (advocaat) - wordt geprocedeerd. Procedeert b.p. met gemachtigde, dan komen slechts kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van gemachtigde voor vergoeding in aanmerking, en dus niet ook de in art. 238.1 Rv bedoelde kosten van b.p. In HR:2018:2338 is niet anders beslist, nu in die zaak niet is gebleken dat b.p. in hoger beroep procedeerde met gemachtigde.
Art. 237 t/m 240 Rv bevatten, behoudens bijzondere omstandigheden, zowel limitatieve als exclusieve regeling van kosten waarin partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld. Deze regeling derogeert ingevolge art. 6:96.3 BW jo. art. 241 Rv aan art. 6:96.2 BW. Zij derogeert eveneens aan uitgangspunt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt die hem kan worden toegerekend, verplicht is schade die ander dientengevolge lijdt, volledig te vergoeden (vgl. HR, civiele kamer, 2015:1600).
Hof heeft vordering b.p. aangemerkt als ‘proceskosten’ van b.p. en deze bedragen toegewezen. In dat verband heeft hof vastgesteld dat het door b.p. zelf gemaakte kosten betreft, die verband hielden met “invullen van het voegingsformulier (opstellen van de civiele vordering)” en “bijwonen van de zitting waarop de strafzaak inhoudelijk wordt behandeld”. Verder heeft hof vastgesteld dat in h.b. namens deze b.p. hun gemachtigde advocaten procedeerden. Nu wettelijk stelsel geen ruimte biedt voor vergoeding van deze kosten van partijen als zij met gemachtigde procederen - brengt dit mee dat hof verdachte ten onrechte heeft veroordeeld in de ‘proceskosten’ van b.p.
Opmerking verdient dat voorgaande slechts betrekking heeft op door b.p. gemaakte kosten die als ‘proceskosten’ kunnen worden aangemerkt. De verschuldigdheid van schade die aan benadeelde rechtstreeks is toegebracht door bewezenverklaarde feit, wordt beoordeeld o.b.v regels van het materiële burgerlijk recht zoals uiteengezet in HR:2019:793. Volgt partiële vernietiging t.a.v. proceskosten. HR doet zaak zelf af. Samenhang met 21/03266.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)