OM-cassatie. Duur proeftijd. Art. 14b.2 Sr. HR: ‘s Hofs oordeel dat i.c. niet is voldaan aan de in art. 14b.2 Sr genoemde voorwaarde dat ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is onjuist noch onbegrijpelijk. HR neemt in aanmerking dat de bewezenverklaring onder 1 (kort gezegd: verwerven en zich toegang verschaffen tot, alsmede het in bezit en voorraad hebben van kinderporno, art. 240b Sr) geen gedragingen bevat die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Ook de klacht dat het Hof, gelet op het bewezen verklaarde bezit van dierenporno, art. 14b.3 Sr in zijn oordeel had “dienen te betrekken” en daarvan “rekenschap te geven”, faalt. Conclusie AG: onder meer rechtsvergelijking m.b.t. kinderporno (Duitsland, België en Engeland) en vergelijking met de verlenging van de TBS, in het kader waarvan “misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen” eveneens van belang is.

Spreker(s)

mr.-Job-Knoester-doek-01.jpeg
mr. Job Knoester

advocaat Knoester Van der Hut & Alberts Advocaten

Bekijk profiel

Uitspraken met hetzelfde onderwerp: