Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:829 Hoge Raad 28 mei 2019

ECLI:NL:HR:2019:829

Datum: 28-05-2019

Onderwerp: Zwaarste schuldvorm: roekeloosheid

Overige onderwerpen: Culpa

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Slachtofferrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Dood door schuld in de zin van roekeloosheid (meermalen gepleegd) door op Vinkeveense Plassen - in het donker, met forse overschrijding van maximumsnelheid en onder invloed - met zijn speedboot sloep met 4 opvarenden te overvaren ten gevolge waarvan 2 van hen zijn overleden, art. 307.2 Sr. 1. Schuld in de zin van roekeloosheid? 2. Schriftuur b.p.’s. B.p.’s ontvankelijk in hun vorderingen wat betreft post gederfd levensonderhoud? 3. Schriftuur b.p.’s. Legeskosten en notariskosten toewijsbaar als kosten van lijkbezorging in de zin van art. 6:108.2 BW?Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:960 m.b.t. art. 175.2.a WVW 1994 t.a.v. roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm, waarvan alleen in uitzonderlijke gevallen sprake is en motiveringsplicht van rechter. V.zv. middel klaagt dat ’s Hofs motivering t.a.v. zijn oordeel dat sprake is van roekeloosheid tekortschiet, nu door Hof vastgestelde omstandigheden niet toereikend zijn voor oordeel dat verdachte ‘roekeloos’ in de zin van art. 307 Sr heeft gevaren, faalt het. Daarbij neemt HR in aanmerking dat uit door Hof gebruikte bewijsvoering kan worden afgeleid dat Hof i.h.b. acht heeft geslagen op samenstel van gedragingen van verdachte. Dat samenstel bestaat hieruit dat verdachte als bestuurder van grote en zware speedboot die geen verlichting voerde, in het donker terwijl verdachte ermee rekening had behoren te houden dat het die avond op het water drukker zou zijn dan anders a.g.v. o.m. aantal evenementen, in plané en met mede daardoor beperkt gezichtsveld heeft gevaren in richting van doorgang tussen enkele recreatie-eilandjes, met snelheid van tenminste 39 kilometer per uur - en daarmee met aanzienlijke overschrijding van ter plaatse geldende maximumsnelheid van 6 kilometer per uur -, dit terwijl verdachte ongeveer 3 keer toegestane hoeveelheid alcohol had gedronken en hij weinig ervaring had met varen in het donker. Daarbij is verdachte, met die hoge snelheid in die juist tot extra alertheid en voorzichtigheid nopende doorgang, over (verlichting voerende) sloep van slachtoffers heengevaren. Aldus heeft Hof toereikend in zijn bewijsvoering tot uitdrukking gebracht dat zich hier uitzonderlijk geval in hiervoor bedoelde zin voordoet.Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2019:793, v.zv. inhoudende art. 361.3 Sv strafrechter tot niet-ontvankelijkverklaring van vordering b.p. verplicht indien hij niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van vordering onderscheidelijk tot verweer tegen vordering kunnen aanvoeren en daarvan bewijs te leveren. Opvatting dat ECLI:NL:HR:2006:AV2654 zijn betekenis heeft verloren doordat criterium van art. 361.3 Sv is gewijzigd t.o.v. het t.t.v. wijzen van dat arrest geldende criterium, is onjuist, mede gelet op nog steeds bestaande, hiervoor omschreven verplichting voor strafrechter.Ad 3. Hof heeft vastgesteld dat legeskosten en notariskosten strekten ter afwikkeling van nalatenschap van overledene. Hof heeft daarop zijn oordeel gebaseerd dat die kosten niet als kosten van lijkbezorging in de zin van art. 6:108.2 BW toewijsbaar zijn. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat legeskosten en notariskosten niet in rechtstreeks verband staan met begraven van overledene.Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht