Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2022:1763 Hoge Raad 29 november 2022

ECLI:NL:HR:2022:1763

Datum: 29-11-2022

Onderwerp: Sanctierecht

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



OM-cassatie. Verspreiden, verwerven, in bezit hebben van en zich toegang verschaffen tot kinderporno, meermalen gepleegd (art. 240b.1 Sr). Toezicht op naleving van bijzondere voorwaarde, art. 14c.6 Sr. Kon hof beperkingen stellen aan toezichtsopdracht aan reclassering a.b.i. art. 14c.6 Sr m.b.t. controle aan huis van digitale gegevensdragers van verdachte?
Kwestie van toezicht op naleving van bijzondere voorwaarden is eerder in rechtspraak van HR aan de orde gekomen in aantal zaken waarin rechter o.g.v. art. 14c.2.14 Sr gedragsvoorwaarden aan veroordeelde had opgelegd die tot doel hadden toezicht op naleving van (een) andere bijzondere voorwaarde(n) mogelijk te maken of te bevorderen, bijvoorbeeld door bepaalde verplichtingen aan veroordeelde op te leggen i.v.m. controle aan huis van digitale gegevensdragers (vgl. HR:2022:338 en HR:2022:807). Deze zaak onderscheidt zich van laatstgenoemde zaken in zoverre dat hof een toezichtopdracht aan reclassering a.b.i. art. 14c.6 Sr heeft opgenomen en daarbij nader heeft bepaald op welke wijze dat toezicht kan plaatsvinden. HR herhaalt relevante overwegingen uit hiervoor bedoelde eerdere rechtspraak, waarvan uitgangspunten ook gelden voor toezicht dat in deze zaak aan de orde is.
WvSr en WvSv voorzien niet in regeling die is toegesneden op het in art. 14c.6 Sr en art. 6:3:14.1.a.4 Sv bedoelde toezicht voor gevallen zoals dit, waarin toezicht ertoe strekt naleving te controleren van gedragsvoorwaarde v.zv. deze inhoudt dat veroordeelde zich onthoudt van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en/of dat veroordeelde zich onthoudt van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met minderjarigen/kinderen wordt gecommuniceerd. Het ontbreken van zo’n specifieke wettelijke regeling betekent niet dat rechter bij het geven van een toezichtsopdracht geen nadere invulling kan geven aan manier waarop toezicht kan plaatsvinden. Wel zal bij geven van zo’n opdracht moeten zijn gewaarborgd dat toezicht niet leidt tot meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van veroordeelde. Daarbij komt betekenis toe aan vraag met welke frequentie en hoe controles van gegevensdragers mogen worden uitgevoerd en welke (politie)functionarissen daarbij betrokken mogen zijn (vgl. HR:2021:248).
Klacht dat hof heeft geoordeeld dat controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers door opsporingsambtenaar i.h.k.v. toezicht op naleving van gedragsvoorwaarde in het geheel niet zijn toegestaan, berust op onjuiste lezing van ’s hofs overwegingen en mist feitelijke grondslag.
V.zv. middel klaagt over ‘s hof oordeel dat betreffende controles op naleving van gedragsvoorwaarde gedurende de proeftijd van 3 jaren maximaal 3 keer mogen worden uitgevoerd, dat daarbij niet door een persoon kennis wordt genomen van inhoud van afbeeldingen en dat controles niet mogen worden uitgevoerd door opsporingsambtenaar, is het eveneens tevergeefs voorgesteld. Hof heeft enerzijds geoordeeld dat het noodzakelijk is om maximale hoeveelheid en frequentie van controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers te beperken ter voorkoming van te ingrijpende inbreuk op persoonlijke levenssfeer van verdachte. Anderzijds heeft hof met het door hem bevolen (desgewenst mede door deskundige uitgevoerde) reclasseringstoezicht beoogd te bereiken dat binnen dat kader maximale vrijheid wordt gegeven aan reclassering om te voorkomen dat verdachte zijn gedrag kan aanpassen aan aantal en frequentie van deze controles. Deze oordelen getuigen in het licht van wat is vooropgesteld over de daarbij in acht te nemen begrenzingen en gezichtspunten, niet van onjuiste rechtsopvatting en zijn toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt HR mede in aanmerking dat uit p-v van tz. in hoger beroep niet blijkt dat OM daar uitdrukkelijk onderbouwd standpunt naar voren heeft gebracht over invulling van het door reclassering uit te oefenen toezicht op naleving van betreffende gedragsvoorwaarde en over manier waarop opsporingsambtenaren daarbij zouden kunnen worden betrokken zonder dat betrokkenheid leidt tot meer dan beperkte inbreuk op persoonlijke levenssfeer van veroordeelde.
Volgt verwerping. Vervolg op HR:2020:1215.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht

mr. Ad Machielse

oud advocaat generaal Hoge Raad emeritus hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen