ECLI:NL:HR:2021:400
Datum: 06-04-2021
Onderwerp: Vordering TUL
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht, Jeugdrecht strafrecht
Vindplaats: Extern
Vordering tot tenuitvoerlegging. Rijden onder invloed, art. 8.2.a WVW 1994. Kon hof tul van eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelasten, nu hof verdachte heeft vrijgesproken van tlgd. feit waarop vordering tul is gegrond (zaaksbeschadiging)? Art. 14g.1.1 (oud) en 14i.6 (oud) Sr, met ingang van 1-1-2020: art. 6:6:4.6, 6:6:21.1.a en 6:6:21.3 Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2001:AB0609, inhoudende dat rechter andere beslissing op vordering tul kan geven dan die waartoe vordering strekt en dat rechterlijke beoordelingsvrijheid haar begrenzing vindt in grondslag van vordering. Evenals (thans vervallen) art. 14i.6 (oud) Sr maakt huidig art. 6:6:4.6 Sv het mogelijk dat OM wijziging brengt in vordering tul. Gelet hierop en nu wetsgeschiedenis van art. 6:6:4 en 6:6:21 Sv geen aanwijzing bevat dat wetgever heeft beoogd in zoverre inhoudelijk wijziging te brengen in hiervoor weergegeven rechtspraak, heeft ook t.a.v. huidig art. 6:6:21 Sv te gelden dat rechterlijke beoordelingsvrijheid op vordering tul haar begrenzing vindt in grondslag van vordering. Gelet hierop getuigt ’s hofs oordeel dat tul kon worden bevolen op de grond dat verdachte het in zaak B bewezenverklaarde feit (rijden onder invloed) heeft begaan van onjuiste rechtsopvatting, in aanmerking genomen dat hof heeft vastgesteld dat OM uitsluitend begaan van feit A (zaaksbeschadiging) aan vordering ten grondslag heeft gelegd. Volgt partiële vernietiging (t.a.v. beslissing op vordering tul) en terugwijzing.