Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2016:1115 Hoge Raad 7 juni 2016

ECLI:NL:HR:2016:1115

Datum: 07-06-2016

Onderwerp: Bewijsuitsluiting

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Art. 28 en 359a Sv. Artt. 5 en 6 EVRM. Consultatierecht. Recht op bijstand tijdens verhoor. Verbalisanten hebben tijdens een verhoor geen gevolg gegeven aan het tweemaal gedane verzoek van de (aangehouden) verdachte -– die voorafgaand aan het verhoor van zijn recht een advocaat te raadplegen ondubbelzinnig heeft afstand gedaan maar heeft aangegeven om op een later moment een advocaat te willen raadplegen - om zich tijdens dat verhoor in verbinding te mogen stellen met zijn raadsman. ’s Hof oordeel, dat art. 28 Sv noch een andere rechtsregel gebiedt dat een politieverhoor direct wordt stilgelegd wanneer een verdachte tijdens zijn verhoor vraagt om zijn raadsman te raadplegen en dat de verbalisanten enige beoordelingsruimte toekomt bij de beantwoording van de vraag wanneer het verhoor dient te worden onderbroken, is juist. Echter, in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd, waaronder dat verdachte blijkens het p-v van het desbetreffende verhoor in verband met het tweede verzoek heeft verklaard "Ik kan het niet en ik doe het niet. Ik ben te moe. Geradbraakt en ik wil graag mijn advocaat spreken" en dat verdachte kort daarna heeft besloten zijn proceshouding te wijzigen, is het kennelijk oordeel van het Hof dat aan verdachte - zoals art. 28 Sv vereist - "zoveel mogelijk de gelegenheid is verschaft om zich met zijn raadsman in verbinding te stellen" zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. De HR merkt op dat in gevallen als i.c., waarin de aangehouden verdachte afstand heeft gedaan van zijn consultatierecht voorafgaand aan het eerste politieverhoor, de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval zal moeten beoordelen of het feit dat het politieverhoor niet is onderbroken om verdachte desverzocht zijn raadsman te doen raadplegen een vormverzuim a.b.i. art. 359a Sv oplevert en, indien wordt geoordeeld dat dit het geval is, welke gevolgen daaraan moeten worden verbonden. Daarbij zal de rechter onder meer in aanmerking kunnen nemen de aard en ernst van de beschuldiging, de gegevens waarover verdachte en de advocaat ten tijde van de consultatie konden beschikken, de inhoud van de verklaringen die verdachte eerder heeft afgelegd en het verloop van het verhoor.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Gerlof Meijer

senior rechter Rechtbank Overijssel auteur, docent en theatermaker