Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2022:1591 Hoge Raad 8 november 2022

ECLI:NL:HR:2022:1591

Datum: 08-11-2022

Onderwerp: ‘Mr. Big’ - methode bij getuige

Overige onderwerpen: stelselmatige informatie-inwinning

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Schietpartij in café in Nijmegen. Medeplegen dubbele doodslag, art. 287 Sr. 1. Stelselmatige informatie-inwinning, art. 126j Sv. Schutznorm. (a) Is beoordelingskader ‘Mr. Big’-methode van toepassing op beoordeling toelaatbaarheid voor bewijs van verklaring van A (café-eigenaar) in WOD-traject waarin sprake zou zijn geweest van intimidatie door opsporingsambtenaren die zich voordeden als leden van criminele organisatie die mogelijk de gebruikte wapens had geleverd? (b) Is verklaring van A bruikbaar voor bewijs? 2. Eigen waarneming rechter, art. 340 Sv. Gebruik voor bewijs van eigen waarneming hof dat verdachte op camerabeelden voorwerp in handen heeft dat veel meer lijkt op pistool dan op mobiele telefoon, terwijl hof overweegt dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte op die beelden vuurwapen in handen heeft. 3. Bewijsklachten m.b.t. forensisch-technisch bewijs.
Ad 1. Omdat door stelselmatig inwinnen van informatie t.a.v. een verdachte de verklaringsvrijheid ex art. 29.1 Sv en art. 6.1 EVRM in het geding kan komen, heeft HR voor specifieke vormen daarvan - waaronder in HR:2019:1982 en HR:2019:1983 voor de ‘Mr. Big’-methode - nader omlijnd aan welke voorwaarden de toepassing van die opsporingsbevoegdheid en de verslaglegging daarvan moeten voldoen en welke gezichtspunten bij de beoordeling door de rechter een rol spelen. Ook buiten de context van die specifieke vormen kan verdachte t.a.v. wie de bevoegdheid van stelselmatige informatie-inwinning heeft plaatsgevonden en die daarbij een verklaring heeft afgelegd, zich beroepen op schending van zijn verklaringsvrijheid door optreden van opsporingsambtenaren. Als het niet verdachte is die door een verzuim bij stelselmatig inwinnen van informatie is getroffen, hoeft daaraan in de te berechten zaak in de regel geen rechtsgevolg te worden verbonden. Het gebruik van de verklaring is in zo’n geval ook niet in strijd met het recht op een eerlijk proces, mits de bruikbaarheid voor het bewijs - i.h.b de betrouwbaarheid en accuraatheid - van de verklaring door de verdediging kan worden betwist en door de rechter kan worden onderzocht. Er is grond voor bewijsuitsluiting als zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van de verklaring wezenlijk hebben aangetast. Bewijsuitsluiting berust dan niet op art. 359a Sv, maar vloeit rechtstreeks voort uit de regel dat de rechter bij de bewijsvraag alleen betrouwbaar bewijsmateriaal gebruikt (vgl., mede i.v.m. consultatierecht, HR:2011:BP2740 en EHRM Tonkov/België).
Ad (a) ’s Hofs oordeel dat het WOD-traject waarin A een verklaring heeft afgelegd, niet een toepassing van de bevoegdheid van stelselmatig inwinnen van informatie vormt die (in belangrijke mate) overeenkomt met de ‘Mr. Big’-methode, is niet onbegrijpelijk, gelet op wat hof heeft vastgesteld over het verloop van het WOD-traject en in aanmerking genomen de in HR:2019:1982 en HR:2019:1983 benoemde kenmerken van de in die zaken toegepaste opsporingsmethode, die erop gericht is verdachte te brengen tot het afleggen van een voor het bewijs tegen hemzelf te gebruiken (bekennende) verklaring.
Ad (b). ’s Hof oordeel dat verklaring van A betrouwbaar is en bruikbaar voor het bewijs, is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat hof heeft overwogen dat A weliswaar angstig was toen hij met de opsporingsambtenaren werd geconfronteerd maar die angst gaandeweg duidelijk minder werd, dat die verklaring op essentiële onderdelen steun vindt in m.n. de resultaten van forensisch-technisch onderzoek en dat de verdediging - nu audiovisuele vastlegging van het gesprek met A ontbrak - de juistheid van de afgelegde verklaring kon toetsen door de opsporingsambtenaren bij de RC te (laten) bevragen.
Ad 2. Hof kon zijn eigen waarneming, waarmee een omschrijving is gegeven van het op de beelden waargenomen voorwerp, voor het bewijs gebruiken. De overweging dat ‘niet met zekerheid’ kan worden vastgesteld dat verdachte op de beelden een vuurwapen in zijn handen heeft, doet aan de redengevendheid van de eigen waarneming niet af en is ook niet in tegenspraak met die waarneming, waarbij het gaat om de mate van gelijkenis van het voorwerp met een pistool.
Ad 3. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2001:AD3530 over toetsing in cassatie van conclusies van feitelijke aard en uit HR:2006:AU9130 over reikwijdte motiveringsplicht bij uos. De klachten over conclusies die hof heeft getrokken uit de bevindingen van het forensisch-technisch onderzoek falen.
Volgt verwerping. CAG: anders.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht

mr. Ad Machielse

oud advocaat generaal Hoge Raad emeritus hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen