Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:1756 Hoge Raad 10 november 2020

ECLI:NL:HR:2020:1756

Datum: 10-11-2020

Onderwerp: Materieel-verweer

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Medeplegen gewoontewitwassen (art. 420ter.1 jo. 420bis.1.a Sr) en medeplegen valsheid in geschrift (art. 225.1 Sr). Salduz, recht op verhoorbijstand vóór 22-12-2015. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2019:1985 m.b.t. recht op verhoorbijstand en gevolgen van verzuim in nakoming van dat recht. Hof heeft geoordeeld dat in 2011 (t.t.v. politieverhoor) aan EVRM niet recht kon worden ontleend tot verhoorbijstand, nu recht op verhoorbijstand eerst op later in de tijd gelegen moment aan verdachte is toegekend. Dat oordeel getuigt, gelet op ECLI:NL:HR:2019:1985, van onjuiste rechtsopvatting. Tot cassatie hoeft dat echter niet te leiden. Eén van de in art. 359a Sv genoemde rechtsgevolgen kan worden verbonden aan vaststelling dat aangehouden verdachte niet de gelegenheid is geboden om zich bij zijn politieverhoor te laten bijstaan door raadsman. N-o verklaring van OM in vervolging komt echter slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Nu namens verdachte gevoerd verweer slechts inhoudt dat “EVRM is geschonden”, omdat raadsman “indertijd geen verhoorbijstand [heeft] kunnen geven aan verdachte”, is door verdediging gevoerd tot niet-ontvankelijkheid van OM strekkend verweer onvoldoende onderbouwd. Gelet op die onvoldoende onderbouwing en ondergeschikte betekenis van verklaring van verdachte bij politie in ’s hofs bewijsvoering, was ook ander in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg niet in aanmerking gekomen. Verdachte heeft daarom geen in rechte te respecteren belang bij zijn cassatieberoep. Volgt verwerping.

Ga naar uitspraak