ECLI:NL:HR:2017:1302
Datum: 11-07-2017
Onderwerp: Medeplegen vs medeplichtigheid
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Medeplegen van (verlengde) invoer van cocaïne in Nederland? Art. 2.A Opiumwet. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:3474, ECLI:NL:HR:2015:718 en ECLI:NL:HR:2016:1316 m.b.t. gevallen waarin medeplegen niet bestaat in een gezamenlijke uitvoering. Bewijsvoering biedt onvoldoende grond voor ’s Hofs kennelijke oordeel dat verdachte zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. T.a.v. verdachtes rol daarbij kan uit de bewijsvoering niet meer worden afgeleid dan dat verdachte medeverdachte X tegen een door ene Y in het vooruitzicht gestelde beloning op Schiphol heeft opgewacht en verdachte wist dat zij een zending met een naar hij aannam niet-toegestane inhoud bij zich zou hebben. ’s Hofs kennelijke oordeel dat die intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is, en niet slechts bestaat uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, is niet z.m. begrijpelijk, ook niet als daarbij in aanmerking wordt genomen dat het Hof het afhalen van X van de luchthaven als een 'uitvoeringshandeling' heeft aangemerkt. Middel is terecht voorgesteld.