ECLI:NL:HR:2021:686
Datum: 11-05-2021
Onderwerp: Ontneming
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Extern
Profijtontneming, w.v.v. uit witwassen en andere strafbare feiten a.b.i. art. 36e.3 Sr. Onderscheid tussen art. 36e.2 Sr en art. 36e.3 Sr. Heeft hof bij berekening w.v.v. verondersteld voordeel betrokken uit. feiten waarvoor betrokkene niet is vervolgd? O.g.v. art. 36e.2 Sr kan ontnemingsmaatregel mede betrekking hebben op voordeel dat betrokkene heeft verkregen d.m.v. of uit baten van andere strafbare feiten waaromtrent “voldoende aanwijzingen” bestaan dat deze door betrokkene zijn begaan. De in art. 36e.2 Sr bedoelde “voldoende aanwijzingen” mogen niet door rechter worden aangenomen indien niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat andere strafbare feiten door betrokkene zijn begaan. Tevens behoort betrokkene gelegenheid te hebben aan te (doen) voeren dat en waarom er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat andere strafbare feiten door hem zijn begaan (vgl. ECLI:NL:HR:2020:1523). O.g.v. art. 36e.3 Sr kan ontnemingsmaatregel mede worden opgelegd indien aannemelijk is dat in die bepaling bedoelde “andere strafbare feiten” op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat betrokkene w.v.v. heeft verkregen. Art. 36e.3 Sr stelt niet de eis dat die “andere strafbare feiten” door betrokkene moeten zijn begaan. Beoordelingskader van 36e.2 Sr is dus niet op art. 36e.3 Sr van toepassing. V.zv. middel op andersluidende rechtsopvatting berust, faalt het. Volgt verwerping. Samenhang met 19/04334, 19/04287 en 19/04671.