ECLI:NL:HR:2006:AY7767
Datum: 12-12-2006
Onderwerp: Zeden: onvrijwillige seks
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Van door een feitelijkheid dwingen ex art. 242 Sr tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam kan slechts sprake zijn indien verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan (HR NJ 1995, 201). Van door een feitelijkheid dwingen ex art. 246 Sr tot het plegen dan wel dulden van ontuchtige handelingen kan slechts sprake zijn indien verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft gepleegd dan wel geduld (HR NJ 2004, 439). De uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden waaronder de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden zouden weliswaar de gevolgtrekking kunnen toelaten dat verdachte door misbruik van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding de aangeefsters heeft bewogen die handelingen te ondergaan, maar uit die bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat telkens sprake was van ‘door een feitelijkheid dwingen’ ex art. 242 Sr, resp. art. 246 Sr. Uit die bewijsmiddelen kan immers niet zonder meer volgen dat verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of de aangeefsters in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht, dat zij zich daardoor niet tegen die handelingen konden verzetten, of dat verdachte de aangeefsters heeft gebracht in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie dat het daardoor voor hen zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken dat er sprake was van dwang van de kant van verdachte (HR NJ 2000, 125). De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Dit leidt tot vernietiging.