Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2012:BW9338 Hoge Raad 13 november 2012

ECLI:NL:HR:2012:BW9338

Datum: 13-11-2012

Onderwerp: Verweer voeren

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Artt. 126g, 152, 359a Sv. Aanhouding t.z.v. winkeldiefstal na observatie door ‘veelplegersteam’. Verdachte is aangehouden ter zake van winkeldiefstal nadat hij was gevolgd en geobserveerd door verbalisanten werkzaam bij een zgn. ‘veelplegersteam’. De HR herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN AA5254 en BI5629. Observaties als de onderhavige, waarvoor geen machtiging a.b.i. art. 126g Sv is gegeven, kunnen onrechtmatig zijn als zij i.v.m. o.m. de plaats, duur, intensiteit en frequentie geschikt zijn om een min of meer compleet beeld te krijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de betrokkene. Is dat niet het geval, dan kan de met het observeren samenhangende inbreuk op de persoonlijk levenssfeer als zo beperkt worden beschouwd dat de algemene taakomschrijving van opsporingambtenaren ex artt. 2 Pw en 141 Sv daarvoor voldoende legimitatie biedt. Dit zal i.h.b. het geval zijn als slechts in een bepaald gebied en kortstondig is geobserveerd, n.a.v. omstandigheden waaruit redelijkerwijs een verhoogde kans op strafbare feiten kan worden afgeleid. Uit de verslaglegging moet kunnen blijken of de observaties in deze zin beperkt en kortstondig zijn gebleven. Het ontbreken van een verdenking brengt niet mee dat dergelijke kortstondige en beperkte observaties onrechtmatig zijn aangevangen. Wel moeten zij tot het voorbereidend onderzoek worden gerekend als (mede) door de observaties een verdenking ontstaat en verdergaande opsporingsbevoegdheden worden toegepast. Overschrijding van de grenzen waarbinnen zulke, niet krachtens een bevel o.g.v. art. 126g Sv uitgevoerde, observaties toelaatbaar zijn, moet in zo’n geval worden aangemerkt als vormverzuim i.d.z.v. art. 359a Sv. In ’s Hofs overwegingen ligt besloten dat de observaties, gelet op de duur, intensiteit, plaats en wijze waarop deze zijn verricht een zo beperkte inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, dat artt. 2 Pw en 141 Sv een toereikende grondslag boden. Dat oordeel geeft in het licht van hetgeen is vooropgesteld en in aanmerking genomen dat van de observaties verslag is gedaan waarvan de inhoud niet is bestreden, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Het Hof heeft de stelling van de verdediging dat de werkwijze van het veelplegersteam meebracht dat verdachte “overal” stelselmatig werd geobserveerd, wat een onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte veroorzaakte die moet leiden tot n-o verklaring van het OM niet toereikend gemotiveerd verworpen. Dit leidt evenwel niet tot cassatie. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN AM2533. De enkele omstandigheid dat de aard, duur en intensiteit van observaties bij gebreke van behoorlijke verslaglegging niet kan worden gecontroleerd, wettigt niet de gevolgtrekking dat i.c. een ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde en daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Ook v.zv. het verweer strekte tot bewijsuitsluiting kon het geen doel treffen.

Ga naar uitspraak