ECLI:NL:HR:2022:1653
Datum: 15-11-2022
Onderwerp: Voorbedachte raad
Overige onderwerpen: (Voorwaardelijk) opzet en voorbedachte raad
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Poging tot moord door ander meermalen met bijl tegen zijn lichaam te slaan, art. 45 Sr jo. art. 289 Sr. Bewijsklacht ‘met voorbedachte raad’. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2013:963 m.b.t. voorbedachte raad en motiveringsplicht rechter. Tegen achtergrond daarvan en in het licht van wat door verdediging is aangevoerd i.h.b. over mogelijke contra-indicaties, heeft hof zijn oordeel dat verdachte voorbedachte raad had om slachtoffer A om het leven te brengen niet toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt HR in aanmerking dat door hof gebruikte bewijsmiddelen inhouden dat verdachte B (vriend van verdachte) ervan op de hoogte heeft gebracht dat hij “een gesprek met iemand ging voeren”, dat hij C (vriend van zijn zus) wilde “waarschuwen” en dat hij (nadat A van zijn fiets was gestapt) op A afrende en zijn bijl omhoog deed en ter hoogte van het gezicht van B “hield”, waarna ook A de bijl vastpakte en zij beiden trokken aan de bijl. Daarbij heeft hof geen vaststellingen gedaan over het moment waarop verdachte het besluit heeft genomen om A van het leven te beroven of over het tijdsverloop dat met die besluitvorming gemoeid is geweest. Verder is hof niet ingegaan op stelling dat geen sprake kan zijn geweest van “persoonsverwisseling” tussen B en A.
Volgt vernietiging en terugwijzing.