Feitelijke aanranding van de eerbaarheid door als toiletmedewerker op station in billen van 13-jarig meisje te knijpen, art. 246 Sr. Bewijsminimum, art. 342.2 Sv (unus testis). Vindt verklaring van aangeefster voldoende steun in verklaringen van verdachte en vriendin van aangeefster en beschrijving door opsporingsambtenaar van camerabeelden? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2010:BM2452 m.b.t. bewijsminimum van art. 342.2 Sv. Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat het de verklaring van aangeefster geloofwaardig acht. Het hof is echter niet ingegaan op de vraag of aan het bewijsminimum van art. 342.2 Sv is voldaan. Gelet daarop en mede in aanmerking genomen wat raadsman ttz. in hoger beroep (in lijn met de door hof voor bewijs gebruikte verklaring van verdachte) heeft aangevoerd m.b.t. mogelijke oorzaak van de door aangeefster getoonde emoties, is ‘s hofs kennelijke oordeel dat met bewijsvoering aan bewijsminimum van art. 342.2 Sv is voldaan, niet z.m. begrijpelijk.
Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: anders.
Spreker(s)
Uitspraken met hetzelfde onderwerp:
-
- Hoge Raad 14 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:637) Bewijsminimum
- Hoge Raad 13 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:189) Bewijsminimum
-
- Hoge Raad 15 mei 2018 (ECLI:NL:HR:2018:717) Bewijsminimum
- Hoge Raad 10 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1354) Bewijsminimum
Aanmelden | Hoge Raad 2 november 2021
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht