Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2018:1824 Hoge Raad 2 oktober 2018

ECLI:NL:HR:2018:1824

Datum: 02-10-2018

Onderwerp: Bordeel 250 Sr

Overige onderwerpen: Bevorderen, Zeden

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

Koppelarij (meermalen gepleegd) door 16-jarige jongen en 17-jarige jongen met zijn auto naar bordeel in Duitsland te vervoeren en minderjarigen aldaar seks te laten hebben met door verdachte betaalde prostituee, terwijl verdachte toekeek, art. 250.1.2 Sr. Opzettelijk "bevorderen" van het plegen van ontucht door minderjarige? Onder “bevorderen” in de zin van art. 250 Sr is o.m. te verstaan het begunstigen dan wel in de hand werken of behulpzaam zijn (vgl. ECLI:NL:HR:1914:114, NJ 1914, p. 583 en ECLI:NL:HR:1931:285, NJ 1931, p. 1049). Hof heeft vastgesteld dat verdachte twee personen wier minderjarigheid hij kende heeft vervoerd naar een bordeel in Duisburg en aldaar een prostituee heeft betaald met wie deze personen seksueel contact hadden terwijl verdachte toekeek. Mede gelet op de wetsgeschiedenis, geeft ’s Hofs op die vaststellingen gebaseerde oordeel dat verdachte aldus het plegen van ontucht door die minderjarigen heeft “bevorderd”, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk. V.zv. middel ervan uitgaat dat geen sprake kan zijn van het “bevorderen” van het plegen van ontucht a.b.i. art. 250.1.2 Sr omdat het initiatief tot het plegen van die ontucht niet van verdachte is uitgegaan waardoor geen sprake is van een veroorzakende rol of het toepassen van overreding, berust het op een onjuiste rechtsopvatting.

Ga naar uitspraak