Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2020:672 Hoge Raad 21 april 2020

ECLI:NL:HR:2020:672

Datum: 21-04-2020

Onderwerp: Mensenhandel

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Extern

OM-cassatie en cassatie verdachte. Vrijspraak mensenhandel door destijds 5-jarige kleindochter en 13-jarige dochter in te zetten bij winkeldiefstallen, art. 273f.1.1 en 273f.1.4 Sr. 1. OM-cassatie. Is sprake van uitbuiting? 2. Cassatie verdachte. Geen schriftuur.Ad 1. In art. 273f.1 Sr voorkomend bestanddeel ‘uitbuiting’ is in wet niet gedefinieerd, behalve door opsomming in art. 273f.2 Sr van aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten (met inbegrip van uitbuiting van strafbare activiteiten). De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden maar is sterk verweven met omstandigheden van geval. Bij beantwoording van die vraag komt in geval als onderhavige o.m. betekenis toe aan aard en duur van te verrichten activiteit, beperkingen die zij voor betrokkene meebrengt en economisch voordeel dat daarmee door verdachte wordt behaald (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BI7099). Hierbij geldt in geval van minderjarige slachtoffers dat beoordeling van dergelijke factoren tot andere uitkomst kan leiden dan in het geval slachtoffer meerderjarig is (vgl. ECLI:NL:HR:2015:3309). Hof heeft o.b.v. zijn vaststellingen ten eerste geoordeeld dat verdachte kinderen niet heeft uitgebuit, omdat verdachte hen ieder slechts een maal bij winkeldiefstallen heeft ingezet en hen niet onder druk heeft gezet of anderszins heeft beperkt. Voorts heeft hof geoordeeld dat oogmerk van uitbuiting niet kan worden bewezen, nu niet is gebleken dat verdachte van plan was kinderen vaker te laten stelen, noch voordeel heeft getrokken uit hun gedragingen. ‘s Hofs kennelijke oordeel dat deze omstandigheden eraan in de weg staan dat sprake kan zijn van uitbuiting, geeft blijk van onjuiste rechtsopvatting. In dat verband is nog van belang dat hof niet kenbaar aandacht heeft besteed aan vraag of verdachte kinderen tot winkeldiefstallen heeft bewogen door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of misbruik van kwetsbare positie, welke middelen op een lijn staan met overige in art. 273f.1.4 jo. art. 273f.1.1 Sr bedoelde middelen en hof strafbare aard van verrichte activiteiten en minderjarige leeftijd van betrokkenen van 5 en 13 jaar niet in zijn overwegingen heeft betrokken. Volgt (partiële) vernietiging en terugwijzing. Ad. 2. Geen middelen ingediend, verdachte n-o.

Ga naar uitspraak