Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2021:1702 Hoge Raad 23 november 2021

ECLI:NL:HR:2021:1702

Datum: 23-11-2021

Onderwerp: Gewoontewitwassen (art. 420ter Sr)

Overige onderwerpen: Gewoontewitwassen

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Voorhanden hebben patronen (art. 26.1 WWM) en boksbeugel (art. 13.1 WWM) en medeplegen gewoontewitwassen van panden door growshopexploitant (art. 420ter jo. 420bis.1.b Sr). 1. Verjaring WWM feiten begaan op 15-4-2008, art. 70.1.2 jo. 72.2 Sr. 2. Algemene beschouwingen over bewijs van “gewoonte”. Is sprake van maken van “gewoonte” van witwassen?
Ad 1. M.b.t. WWM feiten is het recht tot strafvordering wegens verjaring vervallen. HR verklaart OM in zoverre niet-ontvankelijk in de vervolging en vermindert de door hof opgelegde straf.
Ad 2. Het maken van een “gewoonte” fungeert soms als wettelijke strafverzwaringsgrond, in de vorm van een extra bestanddeel of als bijzondere strafbepaling. Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een “gewoonte”, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan o.m. betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat wordt vastgesteld dat verdachte ‘de neiging’ had om telkens weer zich schuldig te maken aan het misdrijf (vgl. HR:2021:734), of dat die gedragingen zich met een bepaalde minimumfrequentie hebben voorgedaan. Het maken van een gewoonte van het misdrijf moet worden tlgd. en bewezenverklaard, wil daaraan het wettelijke strafverzwarende gevolg zijn verbonden. In tll. komt aan de term “gewoonte” voldoende feitelijke betekenis toe (vgl. HR:2015:1770). Als wordt bewezenverklaard dat verdachte van het plegen van het misdrijf een gewoonte heeft gemaakt, moet ook dit onderdeel van de bewezenverklaring uit de bewijsvoering kunnen worden afgeleid. Verdachte heeft samen met ander in periode van 4-3-2006 tot en met 3-5-2007 driemaal een pand verworven en voorhanden gehad en verhuld wie rechthebbende op die panden was. ‘s Hofs oordeel dat sprake is van het maken van een gewoonte van het plegen van witwassen getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)