ECLI:NL:HR:2021:388
Datum: 30-03-2021
Onderwerp: Artikel 45 en 46a Sr
Overige onderwerpen: Poging
Rechtsgebiedenregister: Strafrecht
Vindplaats: Avdr.nl
Medeplegen poging tot ontucht met 13-jarig meisje door 43-jarige verdachte, art. 245 Sr. Is sprake van begin van uitvoering van ontucht? Art. 45.1 Sr. Voor strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op voltooiing van voorgenomen misdrijf (vgl. ECLI:NL:HR:1978:AC6373). Vraag of sprake is van zulke gedragingen, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht vastgestelde gedragingen bij voltooiing van voorgenomen misdrijf lagen (bijvoorbeeld in tijd en/of plaats) en hoe concreet deze daarop waren gericht. Daarmee wordt ook afbakening van poging t.o.v. strafbare voorbereiding bevorderd. Verder kan het bij poging gaan om een samenstel van gedragingen, met inbegrip van die van eventuele deelnemers. De aard van het misdrijf kan van belang zijn maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld. ’s Hofs oordeel dat sprake is van strafbare poging om met meisje ontuchtige handelingen te plegen, geeft tegen achtergrond van wat hiervoor is overwogen, niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. Opvatting dat van begin van uitvoering bij dit delict pas sprake kan zijn bij eerste lichamelijk contact of fysieke aanraking, vindt geen steun in het recht. Omstandigheid dat door ontbreken van toestemming van beoogd slachtoffer het misdrijf niet werd voltooid, hoeft niet in de weg te staan aan oordeel dat vastgestelde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op voltooiing van voorgenomen misdrijf. Volgt verwerping. CAG: anders.