Rechtbank Noord-Holland 28 augustus 2024 Raad van State 5 juli 2024 Raad van State 26 juni 2024 Rechtbank Den Haag 20 juni 2024 Parket bij de Hoge Raad 11 juni 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2019:296 Hoge Raad 5 maart 2019

ECLI:NL:HR:2019:296

Datum: 05-03-2019

Onderwerp: Beoordelingskader voor ontoerekenbaarheid

Overige onderwerpen: Culpa in causa bij ontoerekenbaarheid

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl

Poging zware mishandeling van prostituee (art. 302 jo. 45 Sr) en poging doodslag van andere prostituee (art. 287 jo. 45 Sr) door verdachte die verkeert onder invloed van medicijnen in combinatie met alcohol. 1. Ontoerekeningsvatbaarheid (art. 39 Sr) en culpa in causa. 2. B.p. voor tz. opgeroepen teneinde vordering toe te lichten? Art. 413.2 Sv. Ad 1. Hof heeft geoordeeld dat gebruik van citalopram, propranolol, alcohol en cannabis aanleiding heeft gegeven tot een kortdurende (manisch) psychotische ontremming bij verdachte die van invloed is geweest op de totstandkoming van zijn gedragingen. Voorts heeft Hof het door verdediging gedane beroep op volledige ontoerekenbaarheid verworpen, kennelijk op de grond dat die psychotische ontremming aan verdachte zelf te wijten is geweest. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat Hof niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld dat verdachte naar eigen zeggen kort voor bewezenverklaard handelen "veel te veel" alcohol had gedronken, hij bewust heeft gekozen om die alcohol in combinatie met citalopram en propranolol te gebruiken en hij wist dat citalopram en propranolol een ontremmende werking hebben. Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:1997:ZD0822 m.b.t. strekking voorschrift dat aan b.p. schriftelijk dient te worden medegedeeld op welke dag zaak ttz. in h.b. zal worden behandeld alsmede plicht voor rechter om te onderzoeken of aan dat voorschrift is voldaan en om het onderzoek ttz. te schorsen indien dat niet het geval is. Blijkens het p-v van de tz. in h.b. is de b.p. aldaar niet verschenen. De stukken houden niets in waaruit kan volgen dat mededeling a.b.i. art. 413.2 Sv aan b.p. is gedaan. Hof had ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of die mededeling was gedaan. Bestreden uitspraak houdt daaromtrent niets in. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht