ECLI:NL:HR:2014:319
Datum: 14-02-2014
Uitspraak naam: Feenstra q.q./ING
Onderwerp: Executoriaal beslag op aandelen, Termijn voor parate executie van art. 58 Fw
Overige onderwerpen: Art. 54 Fw, Bevoegdheid pandhouder tot parate executie, Parate executie door pandhouder, Uitleg pandakte, Rangwijziging bij pandrechten, parate executie, vuistloos pandrecht, Voorgeschreven Jurisprudentie ECLI:NL:HR:2014:319 ECLI:NL:HR:1995:ZC1641 (Mulder q.q./CLBN) ECLI:NL:PHR:2015:1975ECLI:NL:HR:2013:BY6108ECLI:NL:HR:2012:BU3784
Rechtsgebiedenregister: Financieel recht, Insolventierecht
Vindplaats: Avdr.nl
Bevoegdheid pandhouder tot parate executie, art. 3:248 lid 1 BW. Onderhandse executieverkoop door pandgever, art. 3:251 lid 2 BW (HR 25 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO7109, NJ 2012/74 (ING/Hielkema q.q)). Pandhouder ook na faillissement gerechtigd tot executieopbrengst, art. 3:253 lid 1 BW. Geen verrekening in de zin van art. 54 Fw. Geen misbruik door bank van bijzondere positie in het girale betalingsverkeer (HR 8 juli 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC0457, NJ 1988/104 (Loeffen q.q./Bank Mees en Hope).